Van democratie is geen sprake...
Hoofdcategorie: Dynamisch
Gemaakt op maandag 04 juni 2001 00:00
Geschreven door Jos Verhuls
t


De politieke klasse oefent haar ideologische controle uit via de ononderbroken verspreiding van een stel politiek-correcte memes. Het meest centrale element uit dit leugenpakket is de bewering dat wij zouden leven in een democratie. Dagelijks hoor je politici en krantencommentatoren zeuren over "..onze democratie". Aansluitend noemen de partijen van het establishment zich dan "..de democratische politieke partijen".

Het blijft de onvervreemdbare en eeuwige verdienste van de jonge, toendertijd nog niet gedomesticeerde Verhofstadt, dat hij tijdens de oppositiejaren van de VLD herhaaldelijk hiertegen is ingegaan en de simpele waarheid heeft uitgesproken: wij leven niet in een democratie, doch in een particratie. Van democratie is in ons land, en ook in onze buurlanden, absoluut geen sprake.

Normaal draait de pers unaniem mee met de memetische leugenmolen der politieke klasse. Wie niet tot de particratie behoort is geen democraat doch (al naargelang de graad van dissidentie) een rechtse populist, een uiterst rechtse demagoog en racist, of kortweg een nazi. De casus Pim Fortuyn is wat dat betreft een recente illustratie.

Doch niets is perfect, en enkele dagen voor de moord op Pim Fortuyn werd, temidden van het gebruikelijke propagandakoor, uit de richting van het NRC-Handelsblad een schrille valse noot vernomen. Op de voorpagina van de krant van 4 mei stond een artikel `Democratie is illusoir'. Daarin werd dan weer verwezen naar de maandelijkse krantenbijlage `Magazine M', waar een hele reeks Nederlandse hoogleraren politicologie aan het woord komen. Stuk voor stuk schieten ze zonder pardon de stelling af, dat Nederland op één of andere manier een democratie zou wezen.

Hier zijn enkele citaten:

"Onze democratie is flauwekul" (Daudt, Amsterdam, prof.em.)

"De politiek is in Nederland naar de periferie verdreven. De democratie is er niet meer te herkennen" (Ankersmit, Groningen).

"In Nederland hebben we een absolute regentenstand die niets te maken heeft met democratie in de directe democratische zin van het woord" (Frissen, Tilburg)

"De politieke partij is niet meer dan een netwerk van mensen die elkaar kennen en ondersteunen. Van democratie is geen sprake" (Tromp, Leiden)

"De legitimatie van de Nederlandse democratie is een grootscheepse vorm van zelfbedrog en misleiding" (de Beus, Amsterdam)

"We maken onszelf wijs dat wat wij democratie noemen, ook als democratie functioneert" (Braakman, Maastricht)

Stel daar tegenover een representatief citaat van een representatieve politicus:

"Ik roep iedereen in Nederland op nu alleen nog maar uit te zijn op één ding: respect voor elkaar, respect voor het vrije woord, respect voor ieders inzet in onze democratie." (Ad Melkert, PvdA, na de verkiezingen van 15 mei 2002)

Eigenlijk is het merkwaardig dat hoogleraren en universitaire onderzoekers zich zo unaniem en duidelijk uitspreken omtrent een waarheid, die wel evident is, maar tegelijk volledig haaks staat op het politiek-correcte canon. Tenslotte staan ook hoogleraren constant bloot aan de druk van de politiek-correcte ideologie. De eensgezindheid waarmee al deze onderzoekers het democratisch karakter van de Nederlandse samenleving afwijzen, is dus zonder meer merkwaardig.

Geen democratie, maar een particratie

Indien Nederland geen democratie is, wat is het dan wel? Het antwoord is evident: Nederland is (zoals zijn buurlanden) een particratie. Volgens prof.em. Hans Daudt wordt het land bestuurd door een `regentenklasse'. Nederland is geen dictatuur waar willekeur heerst. Er zijn grondrechten, die in grote lijnen worden gerespecteerd. Het zou demagogisch zijn, om een particratie gelijk te stellen met een standaard dictatuur. Maar anderzijds betekent het feit, dat bepaalde grondrechten gelden, nog niet dat we te maken hebben met een democratie. In de woorden van Daudt: "..laten we het niet met kreten optuigen tot iets dat het niet is: een democratie met vertegenwoordigers van het volk".

Het artikel in Magazine M is ontstaan, doordat journalist Gerard van Westerloo naar aanleiding van Daudt's verklaringen andere, jongere politicologen aan diverse universiteiten is gaan opzoeken, om hun bevindingen te toetsen aan de stellingen van de emeritus. Blijkbaar was geen der ondervraagden van mening, dat men in enige reële zin van een Nederlandse democratie kan spreken. Van Westerloo: "Wie ik daarna ook spreek, iedereen die zijn brood verdient door vakmatig naar `de politiek' te kijken heeft het onbehaaglijke gevoel dat er iets heel essentieels niet klopt en dat er een enorme kloof is ontstaan tussen het idee van de volksvertegenwoordigende democratie en de alledaagse praktijk ervan".

Wat loopt er mis?
Vanuit het perspectief van de burger bekeken, is het probleem dat zijn stem een slag in het water blijkt. Rechtstreeks beslissen omtrent één of ander wetsvoorstel kan al helemaal niet. Maar zelfs een `vertegenwoordiger' kiezen, die dan wel kan beslissen, valt niet mee.

Het parlement heeft in feite zeer weinig macht. Volgens Gerrit Voerman, directeur van het `Nederlands Documentatie Centrum Politieke Partijen':
"De politiek heeft bewust macht en invloed uit handen gegeven. Het parlement is niet meer dan een stempelmachine geworden". De functies die er wel toe doen, worden niet door de kiezer ingevuld. De doelstellingen (bv. uitgedrukt in een regeringsprogramma) worden ook al niet door de kiezer ingevuld: "Wie of wat kiest een kiezer als hij zijn stem uitbrengt? Geen burgemeester en sinds kort ook geen wethouder meer. Geen commissaris van de koningin, geen minister-president en geen staatshoofd. Zelfs geen gemeenteraads of Kamerleden, want die worden door een sollicitatie-commissie benoemd. Ook geen college- of regeringsprogramma. Bij een vorig regeerakkoord ging het verkiezingsprogramma van de PvdA uit van 8,8 miljard bezuinigen en dat van de VVD van 17,6 miljard het regeerakkoord kwam bij wijze van compromis uit op 18 miljard!" (Daudt).

Niet alleen heeft het parlement de facto weinig macht, de samenstelling ervan wordt ook niet echt door de burgers bepaald. Het zijn de partijhoofdkwartieren, die de lijsten opstellen en dus de eerste keus hebben. Hans Daudt: "Ook in het parlement zitten geen gekozen vertegenwoordigers van het volk meer, maar benoemde mensen". En die partijen vertegenwoordigen geen ledenbestand meer dat er een min of meer uniforme overtuiging op nahield. "Ook ziet niemand de partij meer als de verwoorder van een ideologie, de middelaar tussen een breed aangehangen levensovertuiging en het landsbestuur. Zelfs de meest verstokte socialist, mocht er nog een in leven zijn, ziet de sociaal-democraten van vandaag niet als zijn absolute bloedbroeders. En ook de meest bevlogen liberaal vindt in de bende van Dijkstal niet langer zijn totale heil. Op de aanhang van enkele kleinere partijtjes na zweeft het kiezersvolk heftig, zo heftig dat je er scheel van wordt. Wat blijft er dan van de partijen over? Volgens Bart Tromp, politicoloog: een uitzendbureau voor leden die een hoge bestuurlijke functie ambiëren".

Gevolg: de keuzemogelijkheden die de burger aangeboden krijgt, komen allerminst in de buurt van wat hij eigenlijk wil of meent. Het is alsof een vegetariër alleen de keuze krijgt tussen schapenbout en gebraden konijn. Gerard van Westerloo vat dit als volgt samen:"
Om te beginnen is de burger geen persoon meer met één overkoepelende mening `ik ben tegen de rooien' of `ik ben voor de roomsen' (...) Een beetje Nederlander van nu houdt er wel honderd of duizend meningen op na. In elk partijprogramma vindt hij er wel een paar terug. Hij kan best, met de lijst Fortuyn, tegen de nieuwe natuur zijn en met de lijst Rosenmöller voor hogere uitkeringen. Hij kan met de lijst Dijkstal een afkeer delen van de Melkertbanen, maar ondertussen wel, met de lijst Balkenende, het gezin zien als de hoeksteen van de samenleving. Zijn arsenaal aan meningen past niet meer in één en hetzelfde partijprogramma".

De stemmen die de kiezer uitbrengt hebben dus geen echte betekenis meer. Hij kan niet kiezen voor wie hij wil, noch voor wat hij wil, en het effect van zijn stem reikt enkel tot organen die de facto tot machteloosheid zijn veroordeeld. De stem van de burger is een slag in het water. Theoretisch heeft zijn stem invloed, maar in werkelijkheid loopt de weg naar boven toe volledig dood. En van direct wetgevend werk is de burger dus volledig uitgesloten. Niet het volk, doch de politieke klasse beslist.

Wat is de politieke klasse?

Blijft de vraag naar een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van wat dat nu eigenlijk precies is, die politieke klasse. Hans Daudt: "Het verschil met vroeger is hooguit dat de functies niet langer erfelijk en onder de adel verdeeld worden, maar nu ook onder de burgerij. Voor de rest maakt het weinig uit. Nog steeds worden in Nederland geen mensen in functie gekozen, omdat de politieke elite de zaak in eigen hand wil houden".

Het afstappen van het erfelijkheidsbeginsel heeft als voordeel voor de regentenklasse, dat zij voortdurend kan recruteren uit de globale bevolking, waardoor meer mensen met de juiste kenmerken kunnen worden aangetrokken, gesocialiseerd en gedomesticeerd. Daarbij grijpt ongetwijfeld een intense selectie plaats: slechts wie rad van tong is, zich bekwaam de subtiliteiten van de politiekcorrecte nieuwspraak en dito memes weet eigen te maken, wie zich vlot een weg weet te banen doorheen de opeenvolgende niveau's van de partijhiërarchie, fingerspitzengefühl voor de media vertoont, en bereid is om te buigen voor de partijdiscipline, komt aan de top. De anderen glijden weer af, verlaten het politieke bedrijf of blijven hangen in de lagere partijregionen. De particratie berust op een vorm van subtiele, maar zeer diep ingrijpende sociaal-darwinistische selectie, waarbij aanzien, macht en geld de attractor vormen voor politiek getalenteerde nieuwkomers. Die gaan zich in ruil identificeren met de politieke klasse en laten deze laatste toe om verder haar maatschappelijke dominantie uit te oefenen. Gerard van Westerloo heeft in dit verband een klein, anedotisch onderzoek verricht:

"Ik heb eens uitgezocht wie er nog wél lid worden van een politieke partij. Ik nam een kaart van Nederland, ik deed mijn ogen dicht en ik prikte. Leeuwarden. Wie melden zich in Leeuwarden aan als vers partijlid?

Ik zocht de afdelingssecretarissen op en nam met hen de ledenlijsten door. De uitkomst was verbluffend. Om welke partij het ook ging, ze putten allemaal hun nieuwe aanmeldingen uit één en dezelfde bron. Het Thorbeckecollege, de plaatselijke hbo-school voor aanstaande ambtenaren. Daarna ondervroeg ik de jonge partijleden zelf. Ze vertelden dat ze éérst besloten hadden om lid van een partij te worden. En dat ze daarna waren gaan kijken welke het beste bij ze paste. Het beste waarbij paste? Ook daar deden ze niet moeilijk over. Bij hun toekomstige carrière. Als wat? Als ambtenaar".

Een belangrijke en nog onbeantwoorde onderzoeksvraag luidt, welke psychologische en maatschappelijke karakteristieken door deze politieke selectiemechanismen precies worden uitgezift. Maar het besef zelf, dat er überhaupt darwinistische selectie werkt, is uiterst belangrijk, omdat het wezen van de mens en de mensheid er juist in bestaat, om weerstand te bieden aan dit soort selectie, en in de plaats daarvan het individueel morele en het rationele als richtlijn voor het handelen te nemen.

Het artikel in Mmagazine biedt nogal wat uitzicht omtrent de wijze, waarop de politieke klasse functioneert. De politieke partijen ontlenen geen gewicht of betekenis meer aan hun ledental, maar betrekken hun levenssappen via de wortels die ze - als een soort parasitair organisme - in de ingewanden van de staat hebben geslagen. De politieke klasse nestelt zich via politieke benoemingen in het openbaar bestuur. Nico Baakman (Maastricht) heeft het systeem van de politieke benoemingen in Nederland onderzocht. Voor alle hogere bestuursfuncties blijkt het bezit van een partijlidkaart vereist: partijloze burgers zijn volstrekt en naadloos uitgesloten. Volgens Baakman is dit fenomeen een compensatie voor het gebrek aan maatschappelijke impact die de partijen nog kunnen verwerven via hun slinkende ledenachterban (slechts 2% van de Nederlanders is lid van een politieke partij).

De politieke klasse hervormt de staat ook naar haar eigen noden. Er worden half-autonome satellietorganen gecreëerd, die zich onttrekken aan iedere vorm van democratische controle, vaak veel macht bezitten, en alweer volgestouwd worden met partijgetrouwen. Dat gebeurt overigens op basis van `eerlijke' verdeelsleutels, die de Leidse politicoloog Peter Mair laten gewagen van een `kartel-democratie': de partijen treden op als een soort kartel. Prof. Ankersmit (Groningen):
"Samen vormen ze een groep mensen die het openbaar bestuur voor zichzelf reserveert. Onder elkaar verdelen ze de buit".

Gerard van Westerloo sprak ook met Joop van den Berg. Dat is een oud-professor die algemeen directeur is van de `Vereniging van Nederlandse Gemeenten'. Hij geeft in omzwachelde, maar uiteindelijk toch duidelijke termen toe wat zijn oud-collega's ook stellen. Waarom kon hij enkel als PvdA-lid de post van directeur van de VNG bekleden? Van den Berg legt uit, dat het partijlidmaatschap een teken is, dat je de spelregels en de codes van de club kent. Die codes worden als volgt omschreven: "Weten wanneer je een compromis moet sluiten, weten wanneer je je mond moet houden, weten hoe het krachtenveld in elkaar zit". Met andere woorden: je moet, om erbij te horen, gesocialiseerd en gedomesticeerd zijn door de regentenklasse. Je mag de codes niet doorbreken, en bijvoorbeeld NIET je mond houden, in naam van je kiezers: "Niemand spreekt namens kiezers, want niemand wordt als persoon door de kiezers gekozen".

In deze laatste uitspraak van partijman Joop van den Berg ligt de hele kern van de particratische problematiek besloten. De kiezers denken, of worden geacht te denken, dat ze op een persoon stemmen die hen zal vertegenwoordigen: de volksvertegenwoordiger. In werkelijkheid stemmen ze op een partijsoldaat. Nadien heeft de verkozene ook verantwoording af te leggen, niet aan de kiezers, maar wel degelijk aan zijn partij, want die heeft hem op de lijst geplaatst. De verkozene is niet zozeer door de kiezers, maar eerst en vooral door de partijleiding verkozen: dat is een essentieel gegeven.

Wat te doen?

Het verbijsterende artikel in M Magazine illustreert nog maar eens, dat de democratie in onze West-Europese landen (want Nederland is natuurlijk geen uitzondering) niet moet worden `hervormd' of `verfijnd', maar dat ze moet worden ingevoerd. En daarvoor zijn minstens twee structurele ingrepen vereist.

Ten eerste moet het beslissend referendum op volksinitiatief worden ingevoerd, op alle bestuursniveau's en over alle onderwerpen, zonder uitzondering. Hierdoor wordt de volkssoevereiniteit ingevoerd, en krijgen de burgers in principe de mogelijkheid om hun wil nauwkeurig kenbaar te maken.

Ten tweede moet de band tussen de verkozenen en de partijhoofdkwartieren worden doorgeknipt, door de invoering van het algemeen stemgeheim voor alle verkozenen. Joop van den Berg heeft inderdaad gelijk wanneer hij zegt, dat in de huidige omstandigheden "..niemand als persoon door de kiezers wordt gekozen". Dat moet veranderen. Niet alleen moet de impact van de lijstvolgorde volledig worden weggewerkt; het allerbelangrijkste is dat in het parlement, in de gemeenteraden en in alle verkozen organen het algemeen stemgeheim voor verkozenen wordt ingevoerd. De verkozene moet als persoon kunnen kiezen, zonder externe druk. Dit systeem zal meteen een einde maken aan de weerzinwekkende impact die de particratie, ondermeer via het fenomeen van de coalitievorming, momenteel uitoefent op het politiek bedrijf. Meerderheidscoalities en uitsluiting van minderheidspartijen hebben niets te maken met democratie, maar alles met particratie. De stem van alle kiezers moet even zwaar wegen, en dat kan alleen via het veralgemeend stemgeheim voor verkozenen.

Met die twee maatregelen heb je tenminste formeel reeds een democratie. Dat betekent niet, dat er geen andere ingrepen zijn die dringend overweging behoeven. Ik denk bijvoorbeeld aan het systeem van de `term limits' (beperkte herverkiesbaarheid) en de installatie van een openbaar forum van rechtswege, waarop het publiek debat kan plaatsvinden buiten het machtsbereik van economische of politieke cenakels. Maar dat zijn punten die, net als het stemgeheim voor verkozenen, kunnen ingevoerd worden via het bindend referendum op volksinitiatief.
De invoering van dit volksreferendum is en blijft de eerste en beslissende stap naar de democratie.

In een democratisch bestel kan dan begonnen worden aan de toespitsing van de rechtstaat op zijn eigenlijke taken, en op de afstoting van alles wat daar niet onder valt. Want de huidige staat moge dan al niet democratisch zijn, bemoeizuchtig is hij wel. De particratie schept problemen, bijvoorbeeld door `oplossingen' aan te reiken voor vermeende tekorten die enkel door de particraten zelf werden gezien (de invoering van eindtermen in het onderwijs is daarvan een goed voorbeeld). Zoals prof. Frissen aan van Westerloo zei:
"Ik loop als bestuurskundige in Den Haag rond en ik zie dat zich daar allemaal processen afspelen waar de politiek niet strikt noodzakelijk bij is. Op allerlei terreinen hebben we meer last van de politiek dan dat we er baat bij hebben. Neem de gezondheidszorg. Daar is de politiek de oorzaak van de problemen en niet de oplossing".

Wat we dus nodig hebben en waar we naartoe kunnen werken, eens de democratie formeel is ingevoerd, is een maatschappelijke ontvlechting à la Steiner: domeinen waar persoonlijke overtuigingen, voorkeuren of talenten, of individuele menselijke betrekkingen de doorslaggevende rol spelen, dienen aan de greep van de staat worden te worden onttrokken: "... de macht in onderwijs, (gezondheids)zorg en veiligheid moet weer terug naar de onderwijzers, de dokters en verpleegsters en de agenten, dat zijn de mensen die er verstand van hebben en niet al die vreselijke bureaucraten en managers, die nog nooit voor de klas hebben gestaan, een patiënt hebben gezien of een boef hebben gevangen" (Pim Fortuyn, column 26 maart 2002). Socialisering betekent dus niet, dat verkozenen de baas gaan spelen over alles. Socialisering betekent, dat mensen controle krijgen over die levensdomeinen waarop ze actief en deskundig zijn, terwijl de rechtstaat zijn krachten (die dan zeer groot zullen zijn) toespitst op het specifieke domein waar verschillen tussen mensen er niet toe doen: het domein van de grondrechten en alles wat daaruit voortvloeit . Wanneer professor Paul Frissen dus zegt: "Ik ben sociaal-democraat. In de sociaal-democratie begrijpen ze geen snars van wat ik zeg. Ik verlang naar een sociaal-democratie zonder partij" , dan raakt hij bij mij persoonlijk een diepe snaar. Wat verlang ik naar democratie! Wat verlang ik naar een authentieke socialisering! En hoe walg ik, iedere dag steeds meer, van de particratie!

Bron: Democratie nu.
juni 2014