WAT IS VRIJHEID?

De auteur is voorzitter van Liberales.
Claude Nijs
Om die vraag te beantwoorden is het zinvol om na te gaan wat de fundamenten zijn van het liberalisme. Ik stel dat liberalisme een overtuiging is, een vorm van 'geloof', een geloof in de kracht van het individu. Liberalisme geeft een klaar en duidelijk principieel antwoord op de vraag hoe we vreedzaam kunnen samenleven en hoe we oplossingen kunnen vinden voor de uitdagingen van het samenleven. Dat antwoord ligt niet in gemeenschapsdenken, maar in het potentieel van het vrije individu. Maar dat potentieel moet zich kunnen ontwikkelen; de belangrijkste conditie daarvoor is vrijheid. Liberalen zijn overtuigd van de progressiemogelijkheden onder de conditie van vrijheid.
Liberalisme is ook een humanisme. Liberalen erkennen niet enkel het potentieel van de mens, maar herkennen ook de ander als gelijkwaardig individu. Liberalisme is in de kern geen economische doctrine, maar een humanisme dat vrijheid als basisconditie stelt én dat voor de uitwerking van haar programma steunt op de kracht en de diversiteit van het individu. De liberaal neemt zijn/haar verantwoordelijkheid op voor zichzelf en voor de maatschappij. En in het besef van de eigen kwetsbaarheid en onvolmaaktheid steunt de liberaal ook op het individueel potentieel van zijn medemens om mee te werken aan een meer liberale samenleving. Je kan immers niet in je eentje liberaal zijn. Je hebt gelijkgestemden nodig om ervoor te zorgen dat vrijheid als basisconditie in de samenleving wordt beschermd en dat onvrijheid wordt weggewerkt. Dat we gelijkgestemden nodig hebben, dat lijken liberalen wel eens te vergeten. Als we, in crisistijden als deze, meer focussen op de humanistische basis met vrijheid als basisconditie, dan kunnen we misschien meer mensen overtuigen van liberalisme; meer dan dat we ons laten identificeren met de moreel uit het lood geslagen markten.
Vrijheid is dus een basisconditie die de liberale samenleving laat floreren. Maar wat is vrijheid? Vrijheid kunnen we niet direct observeren, niet direct meten, niet aanraken. Toch is het een veelgebruikte term, een basisbegrip voor ons politiek, sociaal en economisch denken en doen. Vrijheid is een abstracte voorstelling van relationele aard en met kwalitatieve inhoud. Vanuit onze ervaringen én in interactie met anderen geven we het begrip vrijheid vorm. Menselijke samenlevingen evolueren en zo blijft ook het begrip vrijheid evolueren. Nieuwe contexten zorgen voor nieuwe invullingen. We merken vooral de afwezigheid van vrijheid op. Intuïtief of gevoelsmatig maken we een inschatting van de maat waarin menselijke situaties zich kwalitatief ten opzichte van vrijheid verhouden. Vrijheid is alsdusdanig - zij het relatief - wel observeerbaar, meetbaar, voelbaar. In ons gebruik en vormgeving van de term vrijheid ligt haar betekenis.
Ik zal verder kort schetsen hoe we gekomen zijn tot ons huidig gebruik van het begrip vrijheid, door vrijheid te benaderen, vanuit historisch en filosofisch perspectief, als morele waarde, en tot slot besluiten met welk type optimisme ons dat overlaat. Waar verschillende mensen en groepen mensen samenleven heerst soms, en tot op vandaag, pluriformiteit van recht; en dat was zeker zo in vroegere tijden. In de Middeleeuwen was vrijheid vooral een oplijsting van rechten. De houders van die rechten waren meestal gemeenschappen die veelal geografisch bepaald waren. Het individu was op het vlak van rechten ondergeschikt en gebonden aan de groep waar hij toe behoorde. Over de rechten van de vrouw werd toen nog niet gesproken. Als we de gelijkwaardigheid van mensen willen verdedigen kunnen we moeilijk aanvaarden dat mensen verschillende rechten zouden worden toebedeeld afhankelijk van groepsindelingen of andere arbitraire kenmerken, en ook pluriformiteit van recht dienen we te vermijden.
Een blik terug in de geschiedenis leert ons dat in 1215 leenmannen van de Engelse koning erin slaagden de koninklijke willekeur tegen te gaan toen ze met de Magna Charta een mijlpaal van vrijheid en democratie afdwongen. Voor het eerst werd in detail vastgelegd hoe de absolute macht van de koning werd beperkt en hoe feodale rechten en algemene rechtspraak zich tegenover elkaar verhouden.
Een andere belangrijke evolutie voor de rechten en ditmaal voor individuele vrijheid kwam er in 1679 met een amendement op de Magna Charta, met name het rechtsbeginsel 'Habeas Corpus'. Dat stelt dat men van een aanklacht moet worden in kennis gesteld, dat men in levende lijve voor een rechter moet verschijnen en dat gevangenneming slechts mag volgen op gerechtelijk bevel. Na de terroristische aanslagen op 11 september 2001 kwam in de Verenigde Staten de Patriot Act tot stand. Hoewel deze wetgeving ongetwijfeld met de beste bedoelingen tot stand kwam, ondergraaft ze de rechten van Habeas Corpus. Het moet ons waarschuwen dat de geproclameerde vrijheid en de verklaarde natuurlijke en onvervreemdbare rechten, noch natuurlijk noch onvervreemdbaar blijken te zijn.
De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948 is niet in strikte zin bindend, maar is desalniettemin wel degelijk van groot belang. Gelijkaardige verklaringen zijn ijkpunten gebleken in de menselijke vooruitgang. Ze tonen ons dat morele vooruitgang mogelijk is én blijft. Maar daarnaast geven ze ook blijk van de historische context. Laat ons terugkijken naar de achttiende eeuw. De door Thomas Jefferson opgestelde Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring uit 1776 en de Franse Déclaration des droits de l'homme et du citoyen uit 1789, zijn er gekomen na conflicten tussen staatsvormen en verenigde groepen van mensen. Deze hebben geleid tot nieuwe staatsvormen, nog niet noodzakelijk tot meer individuele vrijheid. Zo had Thomas Jefferson zelf slaven, en kwam de afschaffing van slavernij er pas in 1865 na de Amerikaanse Burgeroorlog.
Een blik op de geschiedenis laat dus zien dat dergelijke verklaringen geen heilige schriften zijn. We moeten ervan uitgaan dat ze vatbaar zijn voor verbetering. Het zou getuigen van hoogmoed als we zouden denken dat er geen morele progressie meer mogelijk is. Dat het individu vroeger - en tot op vandaag - steeds onderdeel is van een groter geheel kunnen ook liberalen niet ontkennen. In de preambule bij de grondwet van de Verenigde Staten uit 1787 staat geschreven: "We the people of the United States, in Order to form a more perfect Union, establish Justice, insure domestic Tranquility, provide for the common defence, promote the general Welfare, and secure the Blessings of Liberty to ourselves and our Posterity, do ordain and establish this Constitution for the United States of America." Als verklaring van wat de kerntaken van de overheid zouden moeten zijn, kan dat tellen: (1) optimalisatie van de politiek-economische unie, (2) verzekeren van recht, (3) verzekeren van interne rust, (4) verdedigen van de samenleving, (5) promoten van algemeen welzijn, (6) de vruchten van vrijheid verzekeren voor de huidige en toekomstige generaties.
Maar we hebben het hier in de eerste plaats over vrijheid en niet over de kerntaken van de overheid, of van om het even welke andere vorm van vereniging. Laat me herhalen dat ook liberalen noodzakelijk medestanders moeten vinden om hun idealen en principes toegepast te zien. Maar het wat, hoe en waarom van vereniging laten liberalen over aan individuen. Individuen maken de vereniging, niet andersom. Nog steeds zijn en moeten we blijvend op zoek naar de beste vormen van vereniging en van democratie. Globalisatie heeft er ondertussen voor gezorgd dat het individu zich vrijer tussen groepen kan bewegen. Voor een vrijgevochten westers individu is de mogelijkheid ongetwijfeld groter geworden om afstand te nemen van bij voorbeeld vaderland of economische ruimte. Maar concreet wordt de ene verbondenheid dan geruild voor een andere; er zal verbondenheid onder de een of andere vorm blijven bestaan.
Vandaag denken we bij vrijheid in de eerste plaats aan individuele vrijheid. De stellingen van de 18de-eeuwse filosoof Immanuel Kant over individuele autonomie en verantwoordelijkheid tegenover de mensheid hebben nog steeds een grote invloed op het begrip vrijheid. Volgens Kant beseft het autonome individu op moreel niveau dat vrijheid beperkt is en dat we een morele plicht hebben (een noodzakelijke sociale betrokkenheid) tegenover onze medemensen. Ons begrip vrijheid is gebonden aan de vormen van samenwerking uit noodzaak die ons als mensen kenmerken. Merk op dat Kant er anderzijds in zijn geschrift Zum ewigen Frieden opmerkelijke ideeën op na hield. Zo vond hij dat landen wel een republikeinse constitutie moesten hebben, - maar niet noodzakelijk een democratie -, dat de vrede moest gegrondvest zijn op volkenrecht -niet gedicteerd door een overkoepelende internationale organisatie-, en dat het recht van de wereldburger zich zou beperken tot het recht op bezoek van andere landen.
Qua individuele vrijheid gaan we tegenwoordig heel wat verder. In ieder geval is het noodzakelijk om vast te stellen dat de institutionele kaders, of we er nu in geboren zijn of er bewust hebben voor gekozen, een belangrijke rol spelen in het vormen van het begrip vrijheid. Het denken van Immanuel Kant spoort het individu aan zich te ontvoogden, om zelf te durven denken. De 19de -euwse filosoof Kierkegaard paste niet enkel dit onafhankelijk denken toe, maar paste het idee van ontvoogden ook in de praktijk toe in een hoogst individueel leven waarin hij (een leven lang) op zoek ging naar het 'eigen ik' dat zich niet extern laat bepalen. Hij had het geluk veel geld van zijn vader te erven en stierf op het moment dat hij bijna door de erfenis heen was. Latere existentialisten gingen zo ver te stellen dat het individu zichzelf bepaalt; het individu zou op die manier zelfs in een gevangenis 'vrij' kunnen zijn.
Het lijkt een wereldvreemd idee. We mogen uiteraard geen abstractie maken van onze context. Maar het laat wel de kracht zien dat het menselijk denken kan hebben over onze geestelijke toestand. Ons bewustzijn, onze ideeën, zijn (op zijn minst soms) belangrijker dan wat anderen als de 'objectief situationele toestand' beschouwen. Zo is ook opmerkelijk aan vrijheid dat je soms van de ander ziet dat hij/zij in een toestand van onvrijheid verkeert, terwijl die persoon dat zelf niet ziet. Kennis van mogelijkheden, helderheid over de eigen en omringende situatie, en een hoge mate van zelfontwikkeling blijken noodzakelijk voor een grotere beleving van het begrip vrijheid.
Kierkegaard plaatste zich op dat vlak radicaal tegenover Marx. Het individu mag zich niet laten vermengen met de massa maar moet op zoek gaan naar eigen levenskeuzes. Het bestaan verander je volgens Kierkegaard niet door de instituties te hervormen, maar door éigen individuele levenskeuzes. Je kan veel filosoferen over vrijheid maar uiteindelijk draait het om actie. Op dat punt had Marx wel gelijk. Het is daarbij wel noodzakelijk om kritisch te staan ten opzichte van onze leefomgeving en in het bijzonder voor haar cultuur en instituties. Persoonlijke ontwikkeling en streven naar onafhankelijkheid is dan ook noodzakelijk. Kritisch bewustzijn speelt dus een belangrijke rol in het vormen van het begrip vrijheid. Liberalisme moet dan ook een brede beweging zijn die ruimte geeft aan onafhankelijke denkers. En liberalen moeten extra op hun hoede zijn als de discussie binnen haar beweging wegebt.
Naast een noodzakelijke conditie is vrijheid de hoogste waarde voor het liberalisme. Liberalisme maakt volgens mij morele claims waarin het begrip vrijheid een sleutelrol speelt: (1) individuele menselijke diversiteit en creativiteit kunnen beter voor vooruitgang zorgen dan gemeenschappen die individuele vrijheid beperken, (2) een eigen intern bepaald leven is daarom verkiesbaar boven een extern bepaald, (3) vrijheid is een noodzakelijke conditie en moet daarom bevorderd worden, (4) iedere mens is gelijkwaardig en heeft potentieel, daarom moet ieder mens toegang hebben tot middelen om zich persoonlijk te kunnen ontwikkelen
Het mag duidelijk zijn dat ik vrijheid beschouw als een instrumentele waarde, en niet als een intrinsieke waarde die we steeds absoluut en onvoorwaardelijk moeten nastreven. Niet enkel omdat vrijheid een kwalitatief begrip is dat steeds in verhouding staat tot, en binnen, een bepaalde context, maar ook omdat je vrijheid niet mag opdelen, je mag er geen deelaspecten van afzonderen. Elke beleidsdaad heeft impact op sociaal, economisch en maatschappelijk vlak. We moeten dan ook kijken naar de positieve en negatieve impact van onze daden en beleid, op de totale mate waarin mensen vrij zijn. Dat maakt van het voeren van beleid op deelaspecten een uiterst delicate zaak.
Liberalen moeten dus uiterst kritisch zijn voor politici want zij moeten noodzakelijk keuzes maken (soms tussen pest en cholera). Liberalen erkennen de eigen onvolmaaktheid en die van anderen, en net daarom zijn we tegen groepsdenken en tegen de machtsconcentraties die er uit voortvloeien; ook die van politici. Als individu moeten we steeds op onze hoede zijn voor de ontwikkeling van machtsconcentraties van om het even welke soort; dus ook als er zich machtsconcentraties voordoen die van particuliere aard zijn. Liberalisme mag dan ook geen legitimatie bieden aan om het even welk type van verregaande monopolisering.
Er wordt wel eens gezegd dat liberalen tolerant zijn. Dat kan moeilijk anders aangezien we de invulling van het leven over willen laten aan het individu. Maar die tolerantie mag niet onvoorwaardelijk zijn. We moeten ook beseffen dat die invulling van het individu de randvoorwaarden van de liberale maatschappij kan aantasten. Net als er grenzen zijn aan vrijheid zijn er zeker grenzen aan tolerantie. Liberalen moeten liberaal zijn, niet neutraal. Wat past binnen een liberale samenleving kan erbij, wat er tegen indruist moet vermeden worden. Actieve participatie aan de samenleving mag geen dode letter blijven voor liberalen. Liberalisme is niet zonder vijanden. Liberalen moeten de vrijheid verdedigen.
Ik ben er voor mezelf nog niet uit of ik een optimistische pessimist of pessimistische optimist ben. Wat ik wel weet is dat ik een hekel heb aan naïef optimisme. Het is volgens mij noodzakelijk een positief maar realistisch toekomstperspectief te behouden en daarvoor moeten we aandacht hebben voor drie facetten van het leven die in gezamenlijke interactie dat toekomstperspectief bepalen: (1) ons bewustzijn, (2) de betaalbaarheid van onze samenleving, (3) de vrijheidsgraden van onze culturen en instituties.
Liberalisme is niet vrijblijvend en een liberaal zet zich schrap in veranderende tijden. Een liberaal doet minstens een poging om de kennis en de wendbaarheid te hebben om ongekende situaties het hoofd te bieden. Maar een liberaal voelt ook een verbondenheid met anderen, voelt een verantwoordelijkheidszin voor toekomstige generaties. Er is nog veel speelruimte om van onze samenlevingen meer liberale samenlevingen te maken. Soms lijkt het er op dat we nog maar amper kunnen stappen, terwijl sommigen al willen vliegen. Maar liberalen moeten die diversiteit blijven koesteren, vrije individuen en ideeën zorgen immers voor vooruitgang. Liberalisme moet dan ook worden losgekoppeld van de algemene overheersende perceptie dat je ofwel ondernemer, ofwel rijk moet zijn om liberaal te zijn. We moeten en kunnen medestanders vinden. Vrijheid is een noodzakelijke conditie voor een meer liberale samenleving. Vrijheid is een waarde die we moeten blijven verdedigen. Vrijheid is een conditie en een waarde die we zelf vorm geven met onze daden.
Deze tekst is het persoonlijk antwoord van Claude Nijs op de vraag 'Wat is vrijheid?' en werd gebracht op het debat op 12/12/13 in het Liberaal Archief te Gent. Het debat werd georganiseerd door het Rothbard Intstitute, in samenwerking met Liberales en Libera!.
Bron: Liberales.be
mei 2014