Juist Europese eenwording leidt tot oorlog
Verdere integratie van de EU zou de vrede bestendigen. Maar het
verleden leert dat imperialisme juist oorlog uitlokt, stelt Thierry Baudet.
Dus: ontbind de euro en accepteer die nationale verschillen.
De troefkaart van voorstanders van het Europese project is dat nationalisme
tot oorlog leidt en Europese eenwording tot vrede. Alle verlies aan
democratie, soevereiniteit, transparantie, veroorzaakt door de Brusselse
uitdijing, het zou uiteindelijk gecompenseerd worden door dat ene hoge doel:
vrede.
Juist deze aanname berust op een misvatting. Nationalisme leidt niet tot
oorlog. Imperialisme wel. De ambitie een Europees rijk te vestigen, leidt tot
oorlog. De ambitie verschillende volkeren in een keurslijf te willen persen,
leidt tot oorlog. Het is de Europese eenwording, kortom, die leidt tot oorlog.
Zowel fascisme als nazisme waren gericht op Europese eenwording. Al in
1933 had Mussolini aangegeven te geloven dat "Europa opnieuw de helmstok
van de wereldheerschappij kan opnemen wanneer het een zekere mate van
politieke eenheid kan ontwikkelen." Alberto de Stefani, minister van
Financiën onder Mussolini begin jaren twintig, meende dat "nationalisme
Europa tegen zichzelf heeft gekeerd". Daarom pleitte hij voor "een Europese
Unie".
De Noorse collaborateur Vidkun Quisling meende dat "we een Europa
moeten creëren dat haar bloed en kracht niet verspilt aan moorddadige
conflicten, maar een compacte eenheid vormt". En op 11 september 1940
stelde Joseph Goebbels: "Ik ben ervan overtuigd dat men over vijftig jaar
niet langer zal denken in termen van landen", en dat "de Europese volkeren
zich er steeds meer van bewust worden dat veel van de problemen tussen hen
slechts familieruzies zijn in het licht van de grote problemen die inmiddels
tussen continenten moeten worden opgelost".
In een gesprek dat Adolf Hitler op 28 november 1941 met de Finse minister
van Buitenlandse Zaken had, merkte Hitler op dat "het langzaamaan duidelijk
werd dat de landen van Europa bij elkaar horen als een grote familie". De
aantekeningen van dat gesprek vervolgen: "[Hitler] behoorde niet tot
degenen die bereid waren een belangrijke taak waar ze zich voor gesteld
wisten aan het lot over te laten. Het samenbrengen van de Europese familie
moest nu gebeuren.
Met de moderne militaire technologie konden kleine landen niet langer
onafhankelijk van elkaar bestaan."
In zijn toonaangevende studie eert Oxfordhistoricus Hugh Seton- Watson dat
er weliswaar nationalisme bestond in Duitsland en Italië; maar "het is ook
duidelijk dat de doelstellingen van Hitler niet beperkt bleven tot iets wat kan
worden omschreven als Duits nationalisme, zelfs al wordt de betekenis van
het woord tot het uiterste opgerekt. Zijn doel was om heel Europa en een flink
stuk land daarbuiten te veroveren.
Mussolini had tot doel een nieuw Romeins rijk rond de Middellandse Zee te
vestigen, [en] de Japanners wensten een grote Oost-Aziatische welvaartssfeer
die honderden miljoenen mensen zou omvatten die geen Japanners waren."
Ook het racisme van de Duitsers was geen uitdrukking van nationalisme.
Integendeel. Ras overstijgt de grenzen van de natie en van de staat, en de
racistische theorie is dus per definitie een internationale - n i e t- nationale
-doctrine.
Opvallend is bovendien dat Robert Schuman, een van de founding fathers van
het Europese project, tot 17 juli 1940 staatssecretaris was voor het
Vichyregime, dat collaboreerde met de Duitsers. Als afgevaardigde van
Lotharingen had hij in 1938 het verraad van München actief gesteund, en zo
de annexatie door Hitler- Duitsland van een deel van Tsjecho-Slowakije mede
mogelijk gemaakt.
In die tijd drong hij er bovendien op aan dat Mussolini en Hitler hun banden
zouden aanhalen. Op 10 juli 1940 was Robert Schuman één van de
afgevaardigden die Pétain steunden in zijn machtsgreep. Jean Monnet, een
andere founding father, zat ondertussen in Londen, en poogde te verhinderen
dat De Gaulle dagelijkse radioberichten uitstuurde (wat op 20 en 21 juni
1940 ook lukte).
Behalve de Tweede Wereldoorlog wordt ook de Eerste Wereldoorlog geweten
aan 'nationalisme'. Maar ook in de Eerste Wereldoorlog was het Duitse doel
niet slechts het verdedigen of uitbreiden van de Duitse nationale staat, maar
alweer het onderwerpen van niet-Duitse delen van West- en Midden-Europa
aan een imperium.
Deze oorlog was bovendien begonnen in het pan-nationale kruitvat
Oostenrijk-Hongarije. Deze Europese Unie avant la lettre weigerde
onafhankelijkheid te verlenen aan de Bosnische Serven, en dit motiveerde
een groep 'jonge Bosniërs' om de moord op aartshertog Franz-Ferdinand te
plannen tijdens diens bezoek aan Sarajevo in juni 1914.
De Serven waren ondertussen zeker niet het enige volk binnen het
multinationale Habsburgse rijk dat streefde naar onafhankelijkheid.
Onderdrukking door centralistisch bestuur leidt tot spanningen. Eén van de
belangrijkste lessen die werden getrokken uit de Eerste Wereldoorlog was
dan ook het 'beginsel van z e l f b e s ch i k k i n g ' - bijvoorbeeld uitgedragen
door de Amerikaanse president Woodrow Wilson-dat respect bepleit voor de
verschillende nationaliteiten, in plaats van hen te willen ontbinden of te doen
opgaan in een groter geheel.
Gaan we nog verder terug in de geschiedenis dan zien we wederom dat niet
'nationalisme', maar imperialisme en het verlangen naar Europese een
wording tot oorlog leidt. Neem de Napoleontische oorlogen, die vrijwel
direct volgden op de Franse Revolutie en de ineenstorting van het ancien
régime, die bijna twintig jaar omspannen en vele miljoenen slachtoffers
vergden. Napoleons biograaf en metgezel op Sint-Helena noteerde dat
Napoleon "voor het nageslacht en het welzijn van Europa, dezelfde principes
wilde, overal identiek, een Europees wetboek, een Europees hooggerechtshof
voor alle vergissingen, zoals onze hooggerechtshoven de vergissingen van
onze rechtbanken corrigeren, een gemeenschappelijke munt, dezelfde
gewichten, dezelfde maten, dezelfde wetten, enzovoorts."
Napoleon verwachtte dat Europa "spoedig waarlijk één enkele natie zou
worden, en iedereen, vrijelijk het continent bereizend, zou zich altijd in
hetzelfde vaderland bevinden."
Het idee dat nationalisme tot oorlog zou leiden en Europese eenwording tot
vrede klopt dus niet. Evenmin heeft Europa de afgelopen halve eeuw 'vrede'
gekend. Het grootste deel van die tijdwaren de landen van Europa verwikkeld
in een strijd op leven en dood met de Sovjet-Unie - de uitdrukking van
opnieuw een antinationale filosofie: het communisme.
Al in het Communistisch Manifest leggen Marx en Engels de nadruk op de
horizontale loyaliteit van klasse en marktpositie, ongebonden door grenzen,
en ze plaatsen die tegenover de verticale bourgeois-loyaliteit van de
natiestaat. "Nationale eenzijdigheid en bekrompenheid worden steeds minder
mogelijk", verklaart het Communistisch Manifest. "De Proletariër is zonder
bezit, zijn verhouding met vrouw en kinderen heeft niets meer gemeen met de
familieverhoudingen in de bourgeoisie; moderne industrie-arbeid, moderne
onderwerping aan het kapitaal, in Engeland hetzelfde als in Frankrijk, als in
Amerika en in Duitsland, heeft hem beroofd van elk spoor van nationaal
karakter." De arbeider, zo stelt het Communistisch Manifest, heeft geen
nationaliteit. Hij "heeft geen v a d e r l a n d ".
Sinds 1945 overheerste het communistische Sovjetimperium een groot deel
van Midden- en Oost-Europa, en bedreigde ook de nationale soevereiniteit
van de West-Europese landen.
Elkaar vielen deze landen tijdens de Koude Oorlog vanzelfsprekend niet aan:
leden van hetzelfde voetbalteam voeren geen tackles op elkaar uit. De EU
had daar verder niets mee te maken - het NAVO-bondgenootschap des te
meer.
Na de val van de muur ondernam de EU steeds meer stappen om zelf een
imperium te worden. Dat ging niet altijd even openlijk. Zo gaf Romano Prodi,
voorzitter van de Europese Commissie tussen 1999en 2004, onlangs toe: "de
moeilijke momenten waren voorspelbaar. Toen we de euro creëerden was
mijn bezwaar als econoom (en ik besprak dit met Kohl en met alle andere
staatshoofden): hoe kunnen we een gemeenschappelijke munt hebben zonder
gedeelde financiële, economische en politieke pijlers? Het verstandige
antwoord was: voor nu hebben we deze sprong voorwaarts gemaakt. De rest
zal volgen." Zoals te verwachten leidt ook nu de poging Europa politiek te
verenigen echter tot grote spanningen. In bijna alle Europese landen zien we
de opkomst van anti-establishment partijen die het politieke midden serieus
destabiliseren. Anti-Duitse sentimenten in Zuid-Europa zijn sinds het einde
van de Tweede Wereldoorlog niet zo sterk geweest als nu. In Griekenland is
sprake van straat milities, buitenlanders worden spontaan in elkaar geslagen,
bij de verkiezingen vorige week wonnen radicale partijen ruim 40 procent
van de stemmen. In Noord-Europa ontstaat steeds meer wantrouwen jegens
het Zuiden. Minachtende aanduidingen als 'knoflooklanden' komen op.
Zo is wederom niet nationalisme, maar het Europese project een bron van
conflict. Om een explosie zoals die van Oostenrijk-Hongarije in 1914, en die
van Joegoslavië begin jaren '90 te voorkomen, moeten we toe naar een heel
ander Europa dan dat van de huidige EU.
Een Europa niet van centralistisch bestuur - maar een Europa van
samenwerkende natiestaten die niet bang zijn voor de nationale verschillen.
Geef de landen zeggenschap over nationale grenzen terug zodat ze zelf
kunnen bepalen wie ze binnen laten. Hun economisch belang zal hen doen
kiezen voor een liberaal visa-stelsel, terwijl ze niettemin controle kunnen
houden over criminaliteit en immigratie. Ontbind de euro zodat landen weer
monetair kunnen ademen en hun rentevoet kunnen bepalen aan de hand van
de efficiënte koers voor hun lokale conjunctuur.
Ontmantel een groot deel van de harmonisatie die de diversiteit uitvlakt.
Verre van een bron van oorlog, is nationalisme de kracht die democratie
mogelijk maakt. Zonder die bindende kracht kan het parlement nooit
legitieme besluiten nemen.
Het Belgische voorbeeld illustreert bovendien dat gebrek aan nationale
eenheid het bestuur van een land uiterst moeizaam kan maken. De
fantoomangst voor nationalisme dreigt uit te monden in een knellend Brussels
imperium. Het is tijd om de aanval op de natiestaat te stoppen.
Thierry Baudet is jurist en historicus en promoveerde aan de Rechtenfaculteit Leiden op zijn proefschrift The
significance of borders. Why representative government and the rule of law require nation states. In het Nederlands is
het uitgegeven onder de titel De aanval op de natiestaat.
augustus 2012