Als sluiers vallen - Nadia Dala
Zelden heeft een eenvoudig kledingstuk zoveel politieke, sociale en maatschappelijke commotie
veroorzaakt dan de - al dan niet opgelegde - sluier voor moslimvrouwen. Tal van politici,
godsdienstkenners en andere zelfverklaarde deskundigen hebben er hun mening over gegeven
en in enkele landen, zoals in Frankrijk en enkele Duitse deelstaten, werd de wetgeving terzake al
aangepast. Worden moslimvrouwen door de sluier onderdrukt? Overdrijven moslima's als Ayaan
Hirsi Ali en Nahed Selim als ze beweren dat de sluier een door mannen opgelegde verplichting
is? Worden moslimvrouwen onderdrukt zonder dat ze het beseffen? In haar boek Als sluiers
vallen gaat de Vlaamse journaliste Nadia Dala op zoek naar de beweegredenen van
moslimvrouwen om de hoofddoek al dan niet te dragen. Het brengt haar bij overtuigde, zelfs
fundamentalistische moslima's die de koran als hun hoogste goed beschouwen en bij jonge
moslimvrouwen die zich net als Vlaamse feministen in weerwil van hun religieuze of familiale
banden vrij voelen en zelfstandig handelen. Het levert een reeks interessante en verrassende
portretten op waarmee de auteur, naar eigen zeggen, onze tunnelvisie op deze kwestie een heel
klein beetje wil helpen verbreden.
Farah is een jonge vrouw die studeert voor intercultureel bemiddelaar en van de ene op de
andere dag besliste om de hoofddoek te dragen. Ze was op zoek naar een levensdoel en vond dat
via het internet in de islam. In dit geval dus geen kwestie van ouderlijke dwang maar een eigen
bewuste keuze. 'Ik probeer gewoon een godsvruchtig, vreedzaam leven te leiden', zo zegt ze,
maar haar keuze wordt door haar omgeving meewarig of met misplaatste empathie
geïnterpreteerd. Khadija, een in Nederland geschoolde vrouw, gaat heel wat verder. Ze draagt
een niqaab - een sluier die alleen een balkje bij de ogen openlaat - en past een volledige
segregatie tussen de geslachten toe. Zo weigert ze met haar schoonbroer in één ruimte te zitten,
al is het maar om elke verleiding te voorkomen. Door de niqaab worden de dragers ervan niet
langer identificeerbaar, iets wat de integratie in de maatschappij zo goed als onmogelijk maakt.
Khadija zegt dat ze hiermee de koran volgt maar als Nadia Dala haar vraagt in welke verzen dit
staat blijft ze het antwoord schuldig. Uiteindelijk blijkt dat ze gewoon de bevelen van een
Saoedische sjeik te volgen. Het is tegen die onwetendheid dat ondermeer de Egyptische moslima
Nahed Selim strijdt. In haar boek De vrouwen van de profeet toont ze aan dat dergelijke
verplichtingen niet in de koran staan en dat ze enkel het resultaat zijn van door mannen
opgelegde interpretaties.
Soumeya is veertig jaar en pleit onomwonden voor een aparte moslimzuil met eigen islamitische
rechtbanken, scholen en ziekenhuizen, in België wel te verstaan. In feite wil ze geen deel
uitmaken van de westerse samenleving maar streeft ze naar een vorm van apartheid. En de
overheid zou dit mee moeten inrichten en subsidiëren. Hiermee spoort ze met de ideeën van de
Arabisch Europese Liga. 'Wij wijzen de sharia niet af. Een moslim kan niet tegen de sharia zijn,
want het is zijn plicht om hiernaar te streven', aldus hun leider Abu Jahjah. Hiermee maakt hij
duidelijk dat voor hem de islamitische shariawetten in gans Europa moeten worden ingevoerd,
zij het via democratische weg. Als hij zijn zin krijgt wordt de verkoop van alcohol in winkels
verboden, wordt de hand van dieven afgehakt en moeten meisjes vanaf hun zestiende (en volgens
de islamitische normen zelfs vanaf hun veertiende) uitgehuwelijkt kunnen worden. En vrouwen
die ontrouw zijn geweest moeten gestenigd worden als vier getuigen de daad met eigen ogen
hebben gezien. Met zijn uitspraken maakt Abu Jahjah alvast duidelijk dat er voor de AEL geen
gelijkwaardigheid bestaat tussen mannen en vrouwen, dat er geen scheiding bestaat tussen kerk
en staat en dat de fysieke integriteit niet absoluut is.
Basrima staat model voor het tegendeel. Zij werd als Palestijnse in Jordanië gedwongen om te
huwen met een man die haar nadien fysiek bedreigde, vluchtte naar Nederland en zette daar de
hoofddoek bewust af omdat die haar ontplooiing in de weg stond. Dit tot groot ongenoegen van
haar ouders. Schokkend is ook haar getuigenis hoe vrouwen en meisjes mishandeld worden in de
Palestijnse vluchtelingenkampen. Zij worden mishandeld, mogen niet studeren, leven volledig
geïsoleerd en moeten kinderen baren. Een systeem dat door de extremisten van Hamas
aangemoedigd wordt. 'De islamitische maatschappij aanvaardt geen zelfstandige, voor zichzelf
opkomende vrouw', aldus Basrima en ze roept haar zusters op om niet te luisteren 'naar de
stomme middeleeuwse mannetjes in de moskees'. Ook Miriam doorliep een hard parcours. Tegen
haar wil uitgehuwelijkt op haar zestiende, zwaar mishandeld door haar familie en uiteindelijk
gevlucht. Zij erkent dat de familiale druk binnen de Marokkaanse gemeenschap een serieus
probleem vormt met als belangrijkste problemen de gedwongen huwelijken en het huiselijk
geweld. Dat Miriam geen alleenstaand geval is, blijkt ook uit het succes van de Franse
organisatie Ni putes, ni soumises van Fadela Amara. In 2003 kwamen ze met 30.000 op straat
om te betogen voor meer zelfbeschikking. Over de vreselijke gevolgen van die
vrouwonvriendelijke houding schreef wijlen Samira Bellil het boek Ontsnapt uit de hel. Ze werd
het slachtoffer van groepsverkrachtingen omdat ze geen hoofddoek droeg.
Ook Touria bevrijdde zich van het ouderlijk gezag en koos voor haar eigen leven. Ze leeft in de
Anderlechtse wijk Kuregem die door de overheid aan zichzelf was overgelaten. Eind jaren '90
waren daar ernstige rellen nadat een jonge Marokkaanse drugsdealer door de rijkswacht was
neergeschoten. De jonge allochtonen kwamen in opstand, maar volgens Touria had dat vooral te
maken met het gevoel van uitsluiting dat ze aan de lijve ondervinden. 'Veel allochtone jongeren
hebben geen vertrouwen meer in het systeem', zo zegt ze en dat moeten we dringend serieus
nemen. Touria zelf was een goede studente maar het PMS stuurde haar naar het
beroepsonderwijs. Talloze jonge allochtonen raken op die manier in de zelfkant van de
maatschappij en gaan revolteren. Hoog tijd dus om in te grijpen en ook deze jongeren alle
kansen te geven op een zinvol leven door ze degelijk onderwijs te geven en ze daarin zoveel
mogelijk te stimuleren. Tegelijk moet ook de mentaliteit van de werkgevers veranderen. Zij
moeten hun discriminatie ten aanzien van vreemde werknemers laten varen teneinde een
onomkeerbare tweescheiding in de maatschappij te vermijden. Wat heeft dit te maken met de
hoofddoek? Het gevaar dat jonge moslims niet langer geloven in onze fundamentele waarden en
de islam als dé oplossing zien, waarbij meisjes de hoofddoek niet zozeer dragen vanuit
religieuze motieven, maar als een vorm van protest tegen de uitsluiting waarvan zijzelf en hun
broers en zusters het slachtoffer zijn.
Ergerlijk is de getuigenis van Fatima, een moslima die doelbewust de hoofddoek draagt,
wethouder is in het Amsterdamss stadsdeel Zeeburg en ambitie heeft om politieke carrière te
maken binnen de socialistische PVDA. Met haar hoofddoek wil ze juist die meisjes en vrouwen
aantrekken die trots zijn op hun islamitische afkomst. Ze zegt dat ze de hoofddoek draagt omdat
haar heilig boek, de koran, dit oplegt. Maar tussen de regels van haar statement ervaart de
lezer een onbehagelijke vorm van opportunisme. Zo ontkent ze niet dat er vrouwen zijn die zich
onder dwang toedekken, maar tegelijk weigert ze als politica in te grijpen en poneert ze dat de
moslima's hun emancipatiestrijd zelf moeten voeren. Dit is een typisch staaltje van
cultuurrelativisme waarbij ze eigenlijk zegt dat we ons niet moeten moeien met de gebruiken en
tradities die in feite haaks staan op onze fundamentele liberale grondrechten. Fatima heeft het
vooral niet begrepen op Ayaan Hirsi Ali en stelt dat haar acties binnen allochtone kringen
vooral wrevel oproepen. Dat zal wel. Honderdduizenden vaders, moeders, broers en andere
familieleden schrikken van de oproep van de liberale politica ten aanzien van de islamitische
meisjes en vrouwen om zelf hun leven in handen te nemen en keren zich tegen haar. Meestal
verbaal, maar soms ook fysiek zoals duidelijk werd bij de moord op Theo Van Gogh. Op het
lichaam van de vermoorde cineast liet de moordenaar Mohammed Bouyeri een boodschap
achter waarin hij Ayaan Hirsi Ali rechtstreeks bedreigde. 'Ik weet zeker dat jij, O Hirshi Ali, ten
onder gaat', zo schreef hij. Haar oproep tot zelfbeschikking van de vrouw binnen de
moslimwereld moet voor hem desnoods met het keelmes gesmoord worden.
Het boek van Nadia Dala vervolgt met een nuchter betoog van de Tsjetjeense moslima Emilia.
Ze houdt een heel pragmatisch discours en dat hoeft niet te verwonderen voor iemand die
opgroeide in een land waar geweld en doodslag schering en inslag zijn. Ze beseft dat vrouwen
met een hoofddoek in het Westen minder kans maken op de arbeidsmarkt. Maar ook dat heel wat
allochtone vrouwen gemanipuleerd worden door op macht beluste mannen. 'Als de Belgische
Minister van Binnenlandse Zaken het verbiedt, dan neem ik mijn hoofddoek af', zo zegt ze. Een
pragmatische visie, maar hier had de auteur Emilia moeten duidelijk maken dat de betrokken
minister dat nooit voorgesteld heeft. Patrick Dewael plaatst enkel vragen bij het dragen van
hoofddoeken door vertegenwoordigers van de overheid zoals rechters en politiemensen, en door
schoolkinderen in openbare scholen. Geen enkele liberaal zal het dragen van een hoofddoek
verbieden aan mensen die dat vrijwillig willen doen. Alleen blijkt uit steeds meer getuigenissen
dat van vrijwilligheid niet altijd sprake is, en dan heeft de overheid de plicht om de vrijheid van
het individu te beschermen.
Storend is dan ook de uitspraak van CD&V-politica Nahima Lanjri dat de hoofddoek 'het
symbool van deugdelijkheid' is. Een kledingstuk als symbool van deugdelijkheid? Betekent dit
dat een vrouw zonder hoofddoek 'ondeugdelijk' is? Is deugdelijkheid dan verbonden met
vestimentaire gebruiken? Dit is te gek voor (rationele) woorden. Maar haar uitspraak spoort
met het verhaal van Zaynab die zich tot de islam bekeerde en boeken leest als Het bedrog van de
evolutieleer. 'Wie niet in de islam gelooft, die is gedoemd', zo zegt ze. Het vormt in feite de kern
van elk fundamentalistisch denken: 'Wie niet voor mij is, is tegen mij'. Hier ligt de kern voor
zoveel haat, onverdraagzaamheid en blinde terreur. Het boek eindigt met een getuigenis van
Aÿse, een gematigde moslima die vrouwen oproept om zich te verzetten tegen tradities die
vrouwen aan de haard houden. Zelf leefde ze in Nederland maanden opgesloten in huis, de
gordijnen toegetrokken in totaal isolement. In Turkije droeg ze geen hoofddoek maar eens
getrouwd werd ze er hier toe gedwongen. Opvallend is haar statement dat ze achteraf bekeken
liever in Turkije was gebleven waar ze een carrière had kunnen opbouwen.
Dit boek vormt geen wetenschappelijke staalkaart over islamitische vrouwen in de Lage Landen.
De opvattingen van de protagonisten lopen heel sterk uiteen en demonstreren hoezeer de
geesten binnen de moslimwereld verschillen. Dit hoeft geen zwakte te zijn, integendeel. Net die
grote verscheidenheid aan meningen staat haaks op het door fundamentalisten zo nagestreefde
conformisme en hun onderwerping aan heilige teksten. Steeds meer moslima's kruipen in hun
pen en klagen de vrouwonvriendelijke praktijken binnen de moslimtradities aan. Ze gaan de weg
op van het individualisme, waarbij elke mens zelf invulling kan geven aan zijn of haar levenslot.
Net deze evolutie is blijkbaar een doorn in het oog van de mannen die het binnen de
moslimwereld steeds voor het zeggen hadden. Het is niet ondenkbaar dat de hevige reacties
vanuit de moslimwereld, waaronder de terreuraanslagen, te maken hebben met hun besef dat
hun greep op de vrouwen afneemt en dat sommige westerse landen vrouwen daarin steunen. Het
gaat in hun ogen om een fundamentele strijd. Die van de suprematie van de man boven de
vrouw, zoals vroeger van de ariër boven de jood. Daar moeten we als wereldburgers tegenin
gaan. Als vrouwen dat zelf willen moeten sluiers vallen.
Nadia Dala, Als sluiers vallen.
september 2014