De wet als dekmantel.
Door Prof.Dr. K.D. Bracher
In minder dan twee jaar - 30 januari 1933/augustus 1934- heeft het nationaalsocialisme in
Duitsland de overwinning behaald en heeft een totalitair regime er ingang gevonden.
In de zomer van 1933 was het één partijenstelsel al volledig verwezenlijkt.
Als men dit vergelijkt met de gebeurtenissen, die tien jaar eerder in Rusland tot een totalitair regime
hadden geleid, valt het verschil duidelijk op.
De vestiging van de bolsjewistische macht verliep bijna even snel, maar geschiedde door middel
van een gewelddadige staatsgreep; bovendien is pas na jaren de revolutionaire dictatuur van de
raden overgegaan in de totalitaire dictatuur van Stalin.
En het Italiaanse fascisme is het pas na zes jaar gelukt de oppositie definitief te verslaan en de
dictatuur van één partij te verwezenlijken; maar zelfs toen nog niet 'volkomen', als in het Derde Rijk
van Hitler.
Terwijl Hitler ook formeel alle staatsmacht in handen had, bleven naast en boven Mussolini de
koning en de monarchen bestaan.
De sleutel tot de aard en het verloop van de nationaalsocialistische machtsovername ligt in de
leuze: legale revolutie.
Nationaalsocialistische zegslieden legden vanaf het begin de nadruk op het feit, dat de
regeringsovername van Hitler weliswaar het begin van een revolutie betekende, maar dat het toch
ook ging om een legaal, in het kader van de grondwet verlopend proces.
De betekenis van deze tactiek, die meer dan een propaganda-truc was, is zéér belangrijk.
Deze tactiek heeft ieder verzet van juridische, politieke of geestelijke aard zeer moeilijk en volgens
velen zelfs praktisch onmogelijk gemaakt.
Hitler hield zich consequent aan de legale revolutie, ondanks de ongeduldige revolutionairen in de
partij en de S.A., hoe zwak en uitzichtloos zijn positie in het kader van de parlementaire democratie
ook mocht lijken.
De afkeer, die de Duitse bevolking van een openlijke revolutie had, bood Hitler echter tegelijk een
nieuwe mogelijkheid, waar hij tenslotte gebruik van gemaakt heeft via een dictatuur van de
president.
Twee zwakke punten in de grondwet van Weimar maakten dit mogelijk.
Op de eerste plaats meenden de meeste rechtsgeleerden dat de grondwet de mogelijkheid uitsloot te
worden uitgehold op grond van haar eigen bepalingen.
Dat gebeurde ook reeds vanaf 1930 en het bereikte in 1933 zijn voltooiing met de
Rijksdagbrandverordening en het geven van volmacht aan Hitler.
De NSDAP behaalde echter nooit veel meer dan één derde van de zetels in het parlement ( zomer
1932).
De legale weg door een parlementaire meerderheid bleef daardoor toch versperd.
De verkiezingen in november 1932 brachten zelfs een achteruitgang van de NSDAP-aanhang aan
het licht.
En juist hierin lag het tweede zwakke punt van de grondwet en de regeringsvorm van Weimar:
namelijk de mogelijkheid van een regering van president en Kabinet tégen het parlement in, met
behulp van de presidentiële dictatoriale volmachten.
Oorspronkelijk was deze mogelijkheid bedoeld tot bescherming van de democratische orde tegen
radicale pogingen een revolutie te ontketenen na de Eerste Wereldoorlog, maar ze kon natuurlijk
voor het tegendeel worden gebruikt.
De wereldcrisis heeft de mogelijkheden van deze afbraak van de democratie snel verwezenlijkt.
Bij alle onderhandelingen over en weer bleef Hitler's voornaamste eis, als hoofd van de
presidentiële regering met de bijzondere volmachten van artikel 48 te kunnen regeren.
Door deze zwakke plek in de grondwet van Weimar is Hitler nadrukkelijk 'legaal 'aan de regering
gekomen.
En nu pas begon de vestiging van het regime, de Gleichschaltung en de uitschakeling van de
oppositie.
De legaliteitstactiek ging samen met de strategie van de revolutie.
Daarbij werd gebruik gemaakt van een tweede toverwoord, waardoor de geesten in de war
gebracht werden, namelijk de officiële leuze: 'nationale revolutie.'
Sinds de herfst van 1929 was het de tactiek van Hitler geweest om in een nationale oppositie van
rechtse partijen steun te zoeken bij de industriëlen, het leger en de grootgrondbezitters, teneinde zo
de republiek ten val te brengen.
Tijdens de jaarwisseling 1932/1933 aanvaardde Hitler gretig het aanbod van Von Papen om het
verbond te vernieuwen, daar nu ook de conservatieven bereid waren zich te schikken onder een door
nationaalsocialisten geleide regering.
Von Papen, Hugenberg, de Duits-nationalen, de Stahlhelm en de achter hen staande industriëlen
en landjonkers gaven Hitler zijn kans.
De programmatische vermomming van de nationaalsocialistische ambities door een boven de
partijen staande 'nationale revolutie' bood een prachtige dekmantel voor de doorvoering van de
legale revolutie.
Dat bleek al meteen toen men overging tot het vormen van het kabinet.
Naaste de drie nationaal-socialistische ministers stonden acht conservatieven, maar de nazi's kregen
buiten de functie van vice-kanselier ook de zeer belangrijke portefeuilles van defensie, economie en
buitenlandse zaken.
Bovendien meenden zij zeker te zijn van de steun van president Hindenburg en van het leger. Naar
buiten leek het dus op een coalitiekabinet, waarin de nationaal-socialistische ambities zeker
ingedamd konden worden.
Tegen een conservatieve criticus verklaarde Von Papen ronduit: 'Maar wat wilt u dan? Ik heb het
vertrouwen van Hindenburg.
Binnen twee maanden hebben we hem ( Hitler) in de hoek gedreven.'
Maar in werkelijkheid waren het niet de nationaal-socialisten, maar hun partners, de zelfbewuste
conservatieven, die in de hoek gedreven werden.
Nog voor de beëdiging van de regering der ' nationale concentratie ' op 30 januari was het
overwicht van rijkskanselier Hitler al gebleken.
In tegenstelling tot zijn partners wist hij wel wat hij wilde: toen hij tegen het verzet van Hugenberg
in opnieuw de ontbinding van de Rijksdag doorzette, was het front van de niet-nationaal-socialisten
al doorgebroken.
De Duits-nationale partners hadden op hun prestige en hun invloed op de economie, de
maatschappij en het leger vertrouwt, maar zij vergisten zich.
Het bleek dat het bezit van het Rijkskanseliers schap en het ministerie van binnenlandse -c.q.
constitutionele- zaken in het rijk ( Frick) en in Pruisen ( Goering) voldoende was om de legale
revolutie praktisch zonder de collega's in het kabinet te doen plaatsvinden en om de nationale
revolutie snel in een nationaal-socialistisch regime om te smelten.
Daarbij bleek de nieuwe minister van Defensie Blomberg zeer vatbaar te zijn voor de
nationaal-socialistische verleidingskunst en haar beloften aan het leger om te gaan bewapenen.
In een serie noodverordeningen op grond van het fatale artikel 48, waartoe Hindenburg zich door
Hitler liet misbruiken, werd reeds in de eerste vier weken, dus in februari 1933, de machtspositie
bereikt van waaruit de nationaal-socialisten het openbare leven konden beheersen.
Dit gebeurde echter niet zonder schending van de wet.
Met een onwettige verordening verkreeg Goering op 6 februari 1933 praktisch de volledige controle
over Pruisen.
Daarna volgde de beperking van de vrijheid van drukpers en vergadering.
Vóór alles werd echter de affaire van de Rijksdagbrand misbruikt voor opschorting van de
grondrechten.
Daarmee was het Derde Rijk gedurende twaalf jaar op een permanente uitzonderingstoestand
gegrondvest.
Een schijn van wettigheid bleef bewaard, doordat de rijkspresident, de ministers, de regeringen der
deelstaten, de partijen, de vakvereniging en de rechtbanken zich niet krachtig verzetten tegen deze
poging om de macht over te nemen.
En dat was nu juist de functie van de façade van de nationale revolutie in die eerste weken.
De conservatieve partners van Hitler hadden ondanks massale bewijzen van het tegendeel
meegeholpen om deze fictie in stand te houden totdat zij in feite eind maart - en definitief in juni -
1933 uitgerangeerd waren.
Zo heeft het misverstand van de legale revolutie zich pas door het misverstand van de nationale
revolutie volledig kunnen ontwikkelen.
Na 30 januari viel het hoogtepunt van de nationale revolutie in maart 1933.
De nieuwe rijksdagverkiezingen op 5 maart hadden, ondanks propaganda en terreur, de
aanspraak van Hitler op alleenheerschappij tegen alle verwachtingen in niet bevestigt.
Wel had de regering samen met de Duits-nationalen de meerderheid behaald, maar niet de
NSDAP.
Nog één keer stelde Hitler zich uitdrukkelijk op nationaal standpunt.
Dat was tijdens een plechtige bijeenkomst te Potsdam op 21 maart in de garnizoenskerk, waar
Frederik de Grote was bijgezet.
Hindenburg en zelfs de kroonprins waren aanwezig.
Velen geloofden nog dat Hitler een instrument kon zijn voor het herstel van een sterk gezag in
Duitsland of wellicht van de monarchie.
Maar twee dagen later reeds scheurde de sluier voor de werkelijkheid van de nationaal-
socialistische greep naar de macht.
Ook de burgerlijke partijen van het midden waren zo in geschrompeld en door het nationale appèl
zo onder druk gezet, dat zij hun toestemming voor de 'machtingswet' meenden niet te kunnen
weigeren.
Met deze daad van de drieëntwintigste maart 1933 stond de Rijksdag aan de regering de volledige
wetgevende macht af.
Alleen de linkerzijde verzette zich.
De machtigingswet was eigenlijk de consequentie van de permanente uitzonderingstoestand, die
reeds door de noodlottige Rijksdagbrandverordening van 28 februari in het leven geroepen was.
Vele parlementsleden hadden gemeend door hun toestemming het regime na een reeks van radicale
verordeningen terug te loodsen in het kader van de legale wetstructuur, zoals de katholieke Zentrum
partij hoopte.
Maar dit was nu juist de noodlottige misleiding van de legale revolutie: oplegging en doorvoering
van het nationaal-socialisme konden zo veel sneller en vollediger geschieden dan die van het
Italiaanse fascisme.
De onvergelijkelijke betekenis van de machtigingswet lag in deze 'legalisering' van de dictatuur.
In werkelijkheid was de machtigingswet net zo weinig legaal als de arrestaties van een groot aantal
Rijksdagafgevaardigden van de linkervleugel, of als de aanwezigheid van de SA in het parlement.
In strijd met de wet waren ook de daaropvolgende schendingen van alle beperkingen van de
machtigingswet en de groteske verlening van de bevoegdheden die Hitler in 1937, 1941 en 1943
aan zichzelf toestond.
Hij heeft er ook nooit aan gedacht zijn belofte na te komen en door een nationale vergadering een
nieuwe grondwet te laten opstellen.
Terwijl de grondwet van Weimar nooit is opgeheven, bleef het Derde Rijk van begin tot het einde
gegrondvest op noodwetgeving.
Wat deze 'legalisering 'van de dictatuur betekende, bleek al spoedig uit de eerste grote wetten, die
daarop berustten.
Reeds op 31 maart en 7 april werden wetten uitgevaardigd 'ter gelijkschakeling van de
afzonderlijke deelstaten met het rijk'.
Dat betekende niet alleen rechtvaardiging achteraf van de staatsgreep, maar ook het einde van de
parlementaire constitutionele regering in die deelstaten.
Tegelijkertijd werd de reorganisatie van bestuur en ambtenaren apparaat in hoog tempo
doorgevoerd.
Daarbij volgde men, bij gebrek aan eigen kader, de tactiek om in eerste instantie slechts enige
sleutelposities door nationaal-socialisten te laten innemen.
Het gros van de deskundige ambtenaren werd vervolgens ontslag en bedreiging gedwongen tot
bereidwillige medewerking.
Hitler kon rekenen op een vlot verder functioneren van het bestuursapparaat, doordat hij het beroep
op nationale tradities van het ambtenarenapparaat koppelde aan de belofte dat partij en staat als
twee pijlers van het Derde Rijk naast elkaar zouden voortbestaan.
De bereidwillige medewerking van de bureaucratie en de rechterlijke macht, waarvan het
nationaal-socialisme bijzonder afhankelijk was, vond hier een geruststellende wettige basis.
Uit deze misleiding wordt echter ook duidelijk dat het uitschakelen van de linkervleugel met
verrassende snelheid geschiedde.
Dat had verschillende oorzaken.
De sociaal-democraten waren door hun uittreden uit de regering ( 1930) en hun capitulatie zonder
strijd voor de staatsgreep van Von Papen in Pruisen(1932) reeds bij voorbaat van de directe
politieke medeverantwoordelijkheid uitgesloten.
En de communisten hadden geen gelegenheid verzuimd om tot een burgeroorlog aan te hitsen en de
democratische weerstand te verzwakken.
In tegenstelling tot de hedendaagse beweringen van communistische historici is het een
onweerlegbaar feit dat de communistische partij niet heeft gestreefd naar een samenwerking met de
socialisten tegen de nationaal-socialisten.
Integendeel, bij iedere gelegenheid legde de KPD er de nadruk op dat de sociaal-democraten hun
voornaamste vijanden waren.
Zo heeft de communistische leiding, ondanks hun antifascistische propaganda, de val van de
sociaal-democratische regering in Pruisen mede veroorzaakt en bij vele andere gelegenheden met
de nationaalsocialisten een gemeenschappelijk front gemaakt tegen de republiek.
Achter deze groteske 'samenwerking 'van de twee totalitaire groeperingen speelde bij de
communistische partij de gedachte, dat de val van de republiek Duitsland rijp zou maken voor een
communistische revolutie.
Ook in Moskou had men klaarblijkelijk niet gerekend op een lang leven van de
nationaal-socialistische dictatuur.
Daardoor is het ook verklaarbaar dat Stalin zich onmiddellijk moeite gaf om op goede voet met het
Hitler-regime te blijven en om zelfs de samenwerking tussen de Reichswehr en het rode leger voort te
zetten.
Daarvoor heeft hij de communistenvervolging aanvankelijk zonder veel protest over zijn kant laten
gaan.
Hij heeft zich grandioos verkeken op Hitler.
Terwijl Hitler beslist een algemene staking vreesde, hielden de leiders van de SPD en de
vakvereniging vast aan hun geloof in de legaliteit.
Zij beschouwden het als hun eerste taak om de organisatie aan geen enkel verbod bloot te stellen,
om deze intact te houden voor het moment waarop het nieuwe regime( na enkele maanden, naar
men dacht) afgedaan zou hebben.
Tegen de verwachting in heeft de SPD zich beperkt tot de rol van legale oppositie en daardoor is
ook zij het slachtoffer geworden van de legaliteitstactiek.
Administratieve gelijkschakeling en nationaalsocialistische penetratie van de maatschappij waren
de beide wegen, waarlangs de vestiging van de dictatuur zich voltrok.
De kenmerkende, buitengewoon succesvolle methode bestond uit een vermenging van pseudo-legale
regeringsvorderingen met dreiging en terroristische pressie.
De verkiezingen van 5 maart 1933 stonden al in het teken van intimidatie en overbluffing van de
openbare mening.
Daarom was de uitslag des te verbazingwekkender te noemen.
Nog steeds kreeg de NSDAP niet de instemming van de meerderheid van de kiezers( 43,9 %).
Slechts in het fatale verbond met de Duitse-nationalen ( 18%) konden zij zich op een krappe
meerderheid beroepen.
De nationaal-socialisten profiteerden vooral van de nieuwe kiezers en van de grote opkomst ( 89%):
de beloning van de koortsachtige propaganda activiteiten der NSDAP.
In vele kiesdistricten met een katholieke of overwegende arbeidersbevolking werd de
nationaal-socialistische greep naar de macht duidelijk afgewezen: in vele gevallen behaalde de
NSDAP niet eer dan 20% soms zelfs niet meer dan 10 procent van de stemmen.
Agrarische gebieden met een protestantse bevolking, provinciesteden, de middenstanders en
employés vormden in het algemeen het grootste deel van de nationaal-socialistische aanhang. Ook
bij de direct daarop volgende gelijkschakeling van de staten (6-10 maart 1933) was er dat
samenspel van een staatsgreep van bovenaf met de druk van onderaf.
Overal waar de partij nog een meerderheidspositie bezat, in Beieren, Württenberg, Baden, Hessen,
Sachsen, de stadstaten, ging men te werk naar het voorbeeld van de pseudo-legale gelijkschakeling
van Pruisen, nu echter met behulp van de pseudo-revolutionaire methodes: mobilisering van de SA,
ultimatums aan de bestaande regeringen, terreur en chantage.
De verdere gelijkschakelingspolitiek is op twee grote thema's geconcentreerd: de vernietiging van de
resten van de democratische rechtstaat voor zover ze niet in een veranderde functie in de nieuwe
machtsstructuur konden worden ingevoegd en de organisatie van een totalitaire Führerstaat ,
waarin de economie, de maatschappij en de cultuur ondergeschikt werden aan de
alleenheerschappij van één partij.
De beslissende veranderingen vonden plaats tussen de afkondiging van de ambtenarenwet van
april en de nadrukkelijke verklaring van de 'eenheid van de partij 'in december 1933.
De uiteindelijke liquidatie van de democratische rechtstaat kwam tot stand via het neerslaan van de
vakverenigingen ( april- mei 1933) en de opheffing van alle niet-nationaal- socialistische partijen.
De wettelijke afkondiging van de éénpartijstaat kan men op 14 juli dateren.
De organisatie van de totalitaire staat steunde tenslotte op het verbond met het snelgroeiende leger,
de overname van de politie en de onderschikking van deze aan de SS.
Reeds in de zomer van 1933 liggen de ruïnes van de overweldigde republiek voor ons.
Toch was op dit tijdstip nog niet alles beslist.
Tegenover de kerken scheen de nationaal-socialistische tactiek aanvankelijk soortgelijke resultaten te
kunnen verwachten: het meer kwetsbare protestantisme werd in de nationale revolutie ingelijfd.
De krachtig aangemoedigde triomftocht van de 'Duitse christenen' scheen de infiltratie en de
capitulatie van de evangelische kerk aanvankelijk te bezegelen.
En het sluiten van een concordaat met de paus in juli 1933 leidde ook de katholieken tot een
verrassend snelle verandering van standpunt.
Toch lag reeds in de herfst van 1933 een eerste keerpunt in de houding van de kerken.
In het tot stand komen van een Bekennende Kirche van protestanten en in de krachtiger wordende
kritiek van de katholieke bisschoppen stuitte het nationaal-socialisme voor het eerst op een verzet met
een verstrekkende ofschoon voornamelijk passieve uitwerking, waar van de invloed nooit volledig
teniet gedaan kon worden.
En vóór alles scheen het consolidatieproces sinds de jaarwisseling 1933-1934 ook van een andere
kant bedreigd te worden.
Reeds in de zomer van 1933 had Hitler nadrukkelijk het einde van de revolutie aangekondigd en
daardoor ook de verwachting van vele aanhangers in de grond geboord.
De ontstemming van de SA, aan welke het meedogenloze succes van de intimidatie-en terreurpolitiek
feitelijk te danken was, uitte zich in geruchten over een tweede, maar nu aperte revolutie.
In de zomer van 1934 is de ware aard van de legale revolutie onverholen naar voren gekomen..
De manier waarop Hitler nu ten aanschouwen van iedereen aanspraak maakte op het recht zijn
tegenstanders zonder enig onderzoek of gerechtelijke procedure te liquideren, de massamoord
'rechtmatig ' liet verklaren en dit 'rechterschap van de Führer 'door even beroemde als gewetenloze
rechtsgeleerden ( zoals Carl Schmitt) als het 'hoogste recht 'van een nieuwe orde liet aanprijzen,
was zelfs niet meer met de ruimste interpretatie van de legale revolutie te verenigen.
Bron: Berichten uit de Tweede wereldoorlog.
Redactie.
Een uitgebreid commentaar is overbodig.
Enige feiten daarbij over hetgeen de huidige EU top thans bewerkstelligt is voldoende.
De EU grondwet, die later een ander naam ('verdrag') heeft gekregen, duidt al op een aan nazi's
herinnerende methode.
Aan dit verdrag heeft ook Wim Kok mee gewerkt.
Valery Giscard d'Estaing, hoofdredacteur van de Europese Grondwet, gaf cynisch toe dat de tekst
opzettelijk onbegrijpelijk was gemaakt.
Op 05-10-2007 verklaarde de Italiaanse oud-premier Giuliano Amato, die meer dan een jaar lang
nauw betrokken was bij het opstellen van de verdragstekst voor de nieuwe Europese Grondwet, dat
dit verdrag bewust onleesbaar is gemaakt teneinde te voorkomen, dat burgers nieuwe referenda
eisen.
Een volgend verfoeilijk feit is het stiekeme invoeren van de doodstraf, ergens in een voetnoot (!) door
de opstellers van het verdrag:
Men heeft daar blijkbaar nu in Brussel ( uiteraard zoals alles daar gaat, via een achterdeurtje) de
doodstraf in de EU ingevoerd.
Niet met zoveel woorden, maar met een voetnoot!
In het voorschrift omtrent straffen staat, dat de doodstraf in de EU niet wordt uitgevoerd, behalve in
het geval van oorlog, rellen en grote sociale onrust (letterlijk: 'ontreddering' of 'omwenteling').
Voor islamieten is zo'n voorschrift een weg om martelaar te worden, maar de gewone EU burger
wil toch over het algemeen liever niets te maken hebben met een door de overheid gepleegde moord.
En mogen we ook weten wanneer er volgens de EU al sprake is van grote sociale onrust?
Als de burgers het ergens niet mee eens zijn bijvoorbeeld…. is dat al sociale onrust?
En wanneer wordt die onrust 'te groot'?
En wie bepaalt dat?
De EU politici zijn wel zo slim geweest om de voetnoot zo klein te maken, dat die alleen met een
vergrootglas zichtbaar is te maken.
Nu hebben we in de EU ( nog) geen oorlog, maar een handige politicus zou bij wijze van spreken
al bij het geconfronteerd worden met een paar demonstranten, die hem de waarheid komen
vertellen, kunnen gaan verklaren dat dit volgens hem een daad van oorlog is of een blijk van grote
sociale onrust.
Wat gaat er bijvoorbeeld gebeuren indien linkse raddraaiers het weer eens nodig vinden om ter
gelegenheid van vergaderingen van de E8, E9, E7 of E24 te gaan demonstreren ( rellen) en zij zich
weer eens niets aan trekken van de politie en andere ordehandhavers?
Krijgen die de doodstraf?
Het zou voor het witte boorden deel( de zogenaamde 'Elite".)van Nederland - en van die in de
gehele EU - misschien een zucht van opluchting geven, maar persoonlijk vind ik dit wel eng.
Dag.
april 2012.