De Democratie voorbij.
Sprookje 2.
Veel democratische landen zijn welvarend en daardoor denken mensen vaak dat democratie
nodig is om welvaart te realiseren.
Dat is een misvatting.
Het omgekeerde is eerder waar.
Het systeem leidt niet tot welvaart, het vernietigt welvaart.
Het is inderdaad waar, dat veel westerse democratieën welvarend zijn.
Elders in de wereld zie je die relatie niet.
Singapore, Hong Kong en een aantal golfstaten zijn niet democratisch, maar wel welvarend. In
veel landen in Afrika en Latijns Amerika is wel democratie, maar geen welvaart, of slechts voor
de welvaart voor de elite.
Dat de Westerse landen zo welvarend zijn komt dan ook niet dankzij, maar ondanks de
democratie.
De westerse welvaart is te danken aan de liberale traditie, die deze landen kenmerkt, waardoor
de staat nog niet de hele economie controleert.
Maar deze traditie wordt gestaag ondermijnd door de democratie.
De particuliere sector wordt steeds verder uitgehold, waardoor de fabuleuze welvaart , die in
het Westen is opgebouwd, dreigt te worden vernietigd.
Welvaart komt tot stand overal waar de rechten van individuen adequaat worden beschermd
- met name de eigendomsrechten van mensen.
Anders gezegd, welvaart ontstaat overal waar mensen in staat zijn om zelf de vruchten van hun
arbeid te plukken.
In die situatie zijn mensen namelijk het meest gemotiveerd om hard te werken, risico's te dragen
en doelmatig om te gaan met de middelen die er zijn.
Als mensen daarentegen hun middelen moeten afstaan aan de Staat - en dat is in een democratie
deels het geval- zijn ze vanzelfsprekend minder gemotiveerd om hun best te doen. De Staat zal
middelen bovendien inefficiënt benutten: de machthebbers hebben er immers zelf niet voor
hoeven te werken en ze hebben ook heel andere oogmerken dan de burgers, die de middelen
hebben voortgebracht.
Hoe gaat dat dan in een democratie?
Je kunt het vergelijken met een gezelschap van bijvoorbeeld tien mensen dat uit eten gaat in een
restaurant en vooraf besluit de rekening te delen.
Omdat elke extra uitgave van henzelf voor 90 procent door anderen wordt gedragen, is het
aanlokkelijk om zoveel mogelijk dure gerechten te bestellen, ook al zouden ze er zelf het geld
niet voor hebben. Omgekeerd komt elke besparing slechts voor 10 procent ten gunste van
henzelf, dus hebben ze ook geen prikkel om zuinig te zijn.
Omdat iedere tafelgenoot dezelfde prikkels ervaart, loopt de gezamenlijke rekening al snel hoog
op, veel hoger dan iedereen afzonderlijk zou willen.
In de economie staat dit fenomeen bekend als 'de tragedie van de meent' ( in het Engels the
tragedy of the commons ).
Een meent is een gemeenschappelijk stuk weidegrond, dat door verschillende boeren wordt
gebruikt.
Die boeren hebben er belang bij om hun eigen koeien zoveel mogelijk te laten grazen ( ten koste
van de anderen) en ze hebben er geen belang bij om hun koeien tijdig te verplaatsten
( want dan wordt het weiland door de koeien van de anderen boeren leeg- gegraasd). Zodoende,
omdat de weide van allemaal en dus van niemand is, ontstaat er overbegrazing.
Democratie werkt op dezelfde manier.
Burgers worden door het systeem gestimuleerd om voordelen te halen ten koste van anderen-of
hun persoonlijke nadelen op anderen af te wentelen.
Mensen stemmen op partijen die hun persoonlijke wensen ( gratis schoolboeken, hogere
bijstandsuitkeringen, subsidies voor kinderopvang, enzovoort) voornamelijk te laten betalen
door anderen.
In het voorbeeld van de dinertafel houdt sociale controle de rekening nog enigszins binnen de
perken, maar binnen een democratie met miljoenen kiezers werkt dat niet.
Politici worden gekozen om dit systeem te manipuleren.
Ze beheren de zogenaamde 'publieke 'middelen. Die zijn niet van hun, dus hoeven ze er ook niet
zuinig op te zijn.
Ze hebben juist een prikkel om zoveel mogelijk uit te geven en burgers kadootjes te beloven. Ze
moeten immers worden herkozen.
Dat belang is voor hen veelal belangrijker dan het lange termijnbelang van het land.
Het gevolg is spilzucht en inefficiëntie.
Dit systeem pakt rampzalig uit voor de economie.
Hoe rampzalig, is bij de meeste mensen nog niet doorgedrongen.
De rekening van het wanbeleid van onze democratische regering moet namelijk nog voor een
groot deel worden betaald.
De rekening wordt onder meer gevormd door de gigantische begrotingstekorten en
staatsschulden waar- niet toevalligerwijs- alle democratische landen onder zuchten.
In een land als de Verenigde Staten is het diner van de democratie- zeg maar gerust: het
vreetfeest- zo uit de hand gelopen, dat de staatschuld nu meer dan 14.000 miljard dollar
bedraagt.
Pakweg 50.000,- dollar per hoofd van de bevolking.
In de meeste Europese landen is het niet veel anders.
De Nederlandse staatschuld bedroeg eind 2010 naar verwachting 380 miljard oftewel bijna
25.000, euro per hoofd van de bevolking.
Die schulden zullen ooit worden afbetaald, door de belastingbetaler.
Sterker, nu al wordt veel van het geld dat door belastingbetaler wordt opgehoest, besteed aan
het afbetalen van louter en alleen de rente op de staatsschuld.
In Nederland ging het om €22 miljard in 2009, meer dan werd uitgegeven aan Defensie en
Rijkwaterstaat samen.
Dit is allemaal weggegooid geld, het gevolg van potverteren uit het verleden.
Maar het bederf zit nog dieper.
Onze democratische politici innen namelijk niet alleen belastingen, die ze vervolgens verspillen,
ze zijn er ook in geslaagd om de controle te verwerven over ons financiële systeem- over
geldwezen.
Het zijn onze democratische overheden die, via de centrale banken, bepalen wat 'wettelijke
betaalmiddelen' zijn, hoeveel er van die betaalmiddelen in de economie circuleren, hoe hoog de
belangrijkste rentestanden zijn.
Daarbij hebben zij de band, die in het verleden nog bestond tussen papiergeld en onderliggende
waarden, zoals goud, lang geleden doorgesneden.
Ons hele financiële systeem- inclusief al onze spaar-en pensioengelden, alles wat we denken te
bezitten- draait op ongedekt papiergeld dat door de staat wordt uitgegeven.
Het voordeel van dit systeem voor de overheden is evident.
Ze hebben een 'geldkraan' waar ze naar believen aan kunnen draaien.
Dat heeft geen enkele absolute monarch in het verleden ooit voor elkaar gekregen.
De democratische machthebbers kunnen de economie zomaar 'oppompen' ( en hun eigen kas
vullen) als ze zin hebben om hun populariteit op te vijzelen.
Dat doen ze via de centrale bank, die hier op zijn beurt particulieren banken voor gebruikt. Het
systeem zit zo in elkaar dat particulieren banken speciale toestemming hebben gekregen van de
autoriteiten om een veelvoud aan geld uit te lenen, dat ze aan geld binnenkrijgen.
Zo wordt via allerlei trucs steeds meer papiergeld in de economie gejaagd.
Dat heeft verschillende negatieve gevolgen. Om te beginnen wordt het geld minder waard. Dat
proces is aal een eeuw aan de gang.
Het is de reden waarom wij als burger alles al een eeuw lang duurder zien worden.
In een echte vrije markt hebben prijzen door productieverbetering en concurrentie voortdurend
de tendens om te dalen, maar in ons door de overheid gemanipuleerde systeem, waarin de
geldhoeveelheid voortdurend toeneemt, stijgen de prijzen alleen maar.
Sommige profiteren hiervan ( bijvoorbeeld degenen die hoge schulden hebben, zoals de
overheden zelf), anderen gaan er op achteruit, zoals de mensen die van een pensioen moeten
rondkomen of gespaard hebben.
Het tweede gevolg is dat met al het nieuwe geld, dat door de autoriteiten wordt gecreëerd en in
de markt wordt gepompt, de ene na de andere hausse wordt aangejaagd.
Zie de vastgoedhausse in vele landen, de grondstoffenhausse, de aandelenhausse.
Al deze economische groeiwonderen zijn gebaseerd op lucht, het zijn zeepbellen.
Ze zijn ontstaan doordat de markten overspoeld werden door goedkoop krediet en allerlei
partijen zich ongegeneerd in de schulden konden steken.
Maar dat soort feestjes kunnen niet eeuwig doorgaan.
Als duidelijk wordt dat de schulden niet kunnen worden terugbetaald, klappen de zeepbellen uit
elkaar.
Zo ontstaan recessies.
De autoriteiten reageren gewoonlijk op recessies zoals je van democratische politici mag
verwachten: door weer nieuwe, grote hoeveelheden kunstmatig geld in de markt te jagen
( en de 'vrije markt' of 'speculanten' de schuld te geven van de crisis , natuurlijk).
Dat doen ze omdat de kiezers dat van hen verwachten.
De kiezers willen dat het feestje zo lang mogelijk doorgaat- en de politici geven meestal aan die
wens gehoor, omdat ze willen worden herkozen.
De Amerikaanse politicus en schrijver Benjamin Franklin zag dit probleem al in de 18de eeuw:
Wanneer het volk ontdekt dat ze geld voor zich zelf kunnen stemmen ( " that they can vote
themselvers money") , is het einde van de republiek nabij" schreef hij.
Het aanzetten van geldpers geeft meestal weer even wat soelaas - maar dat is altijd maar
tijdelijk.
Op dit moment lijkt het erop dat we op een punt zijn aangekomen, dat het zeepbellenbeleid is
uitgewerkt.
Overheden weten niet meer wat ze moeten doen.
Ze kunnen blijven doorgaan met geld scheppen, maar dan lopen ze het risico dat er van de
waarde van het geld niets overblijft.
Dan ontstaat hyperinflatie.
Tegelijkertijd durven ze ook niet te stoppen met het aanjagen van de economie, want dan is een
recessie onvermijdelijk, en dat pikken de kiezers niet.
Kortom, het systeem lijkt vastgelopen.
De overheden kunnen de illusie, die ze hebben gecreëerd niet langer in stand houden en ze
kunnen er ook geen afscheid van nemen.
Dit betekent ook dat het financiële systeem uit de handen moet worden gehaald van de politici.
Het geldwezen moet, net als alle andere economische activiteiten, weer een zaak worden van de
vrije markt.
Iedereen moet in staat zijn om geld uit te geven of te aanvaarden, in wat voor vorm dan ook. De
mechanismen van de vrije markt zullen er dan voor zorgen dat er geen zeepbellen meer
ontstaan- zeker niet van de omvang van de zeepbellen die we nu hebben meegemaakt.
Voor de meeste mensen klinkt zo´n liberaal geldsysteem misschien beangstigend.
Maar het is in de geschiedenis eerder regel geweest dan uitzondering.
En het helpt om te bedenken dat onze welvaart - ook de fantastische welvaart die wij op dit
moment genieten- uiteindelijk uit niets anders bestaat dan wat wij met zijn allen als burger aan
goederen en diensten produceren.
Daar doen alle trucs en luchtspiegelingen die onze democratische overheden ons voorhouden
met hun papiergeld niets aan af.
Bron: 'De democratie voorbij' van Frank Karsten en Karel Beckman.
Redactie.
Met de democratie is niets slechts aan de hand.
De mensen- lees de politici- maken er misbruik van en zo voltrekt zich dan de puinhoop, de
corruptie en de verharding van de maatschappij.
Wie tegenwoordig over zijn eigen spaargeld wil beschikken moet zich laten bijstaan door een
advocaat.
De vrije markt -de pseudo elite en de managers - zijn het, die van alles wat er aan geld
voorhanden is, in hun eigen achterzak laten verdwijnen.
Naast de politiek zijn het ook de managers die een staat- ook Nederland- geheel naar de
financiële afgrond voeren.
Welke staatsvorm dan wel?
Ik weet het ook niet, want ieder staatsvorm zal door het laagste type mens, dat op deze aardbol
rondloopt- de politici- worden misbruikt.
Misschien dat we in de verre toekomst een ministerie kunnen bemannen met robots.
Maar dan wel robots die geen menselijke intelligentie en geen menselijk karakter bezitten.
Dag.
maart 2013