De burgerbevolking in de mobilisatietijd.
(Of: het domme gezwets van politici en aanverwanten).

We leven in een tijd, dat het woord 'oorlog' bij ieder mens iets van walging oproept.
Toch is een oorlog ook weleens nodig om je eigen vrijheid te kunnen behouden, hoe slecht zo'n oorlog ook moge zijn.
Niemand wil dus oorlog, maar indien een onverlaat zich te buiten gaat aan het overvallen van andere staten, is er slechts één weg om die onverlaat naar zijn plaats terug te wijzen: en dat is oorlog.
In de meeste gevallen is oorlog een oorlog uit defensief oogpunt.
Slechts linkse mensen als Hitler, Musolini, Stalin, Fidel Castro, Poll Pot e.d. maken gebruik van oorlog om hun verovering van andere landen en mensen te etaleren.
Indien men niet onder de voet gelopen wil worden door bijvoorbeeld Iran, Saoedi-Arabië of Pakistan, moet men bereid zijn oorlog te voeren.
Helaas is de huidige samenleving zo decadent ( slap, verwekelijkt, onrealistisch) geworden, dat zij het verdedigen van de eigen cultuur, normen, waarden en wetten, als 'slecht' ervaart. Iedere politicus - en niet alleen zij - die zich wil beroepen op zijn eigen cultuur, zijn eigen geboortegrond en zijn eigen normen en waarden, wordt afgeschilderd als een slecht mens.
Dat de geschiedenis zich, ook in Nederland , herhaalt, bewijst het onderstaande artikel van Dick Hendrikse uit 1940.

"Toen op maandag namiddag 28 augustus de nieuwsberichten van één uur abrupt werden onderbroken voor een extra bericht, was er even een korte schok geweest.
In aansluiting op de voormobilisatie gelastte de regering de onmiddellijke mobilisatie van leger en vloot.
Een steentje in de rimpelloze plas achter Grebbe- en Waterlinie dat aanvankelijk nauwelijks zichtbare kringen vormde.
De treinenloop liep even in de war, hier en daar kwamen forensen te laat op kantoor en kregen een uitbrander.
Op de boerderij nam moeder het melkenswerk over van de jonge daggelder die het grijsgroen aantrok en met een jampotje boerenboter in zijn koffer naar zijn garnizoen vertrok.
Het waren kleine kringen in het water, die het dagelijks leven nauwelijks zichtbaar beroerden. In de huiskamer achter een kruidenierswinkel onder de rook van Amsterdam schreef de vijftienjarige Johan Milligen in zijn dagboek: "Vader zegt dat ik van school moet als hij wordt opgeroepen voor dienst.
Anders is er niemand om de boodschappen rond te brengen.
Maar ik wil geen kruidenier worden.
Ik wou dat ze die Hitler kapotschoten."
Maar toen vader, moeder en zoon van Milligen in oktober het eerste distributievel volplakten met suikerbonnen, zag de toekomst er al weer stukken rooskleuriger uit.
Generaal Reijnders had vader van Milligen niet nodig, de kortstondige hamsterwoede had de kassa twee weken levenslustig doen rinkelen en nu wist vader het wel zeker: de mof was als de dood voor de Waterlinie, daar kwamen ze nooit door.
Achter de donkere oorlogswolken, die voor het eerst sinds honderd jaar onze richting waren uitgedreven, scheen blijmoedig de neutraliteitszon.
Een verslaggever die de gemobiliseerde landgenoten in de grensstellingen opzocht, kwam niet verder dan deze lyrische ontboezeming: "Over het rijpe koren schroeit de zon, over de zwarte aarde straalt zij, over menschen en dingen is volop licht.
In het licht dansen de vlinders.
Over de bloemen gonzen de bijen.
Zoo schoon is de aarde, zoo goed is de wereld, zoo rijk zijn de velden, zoo blauw is de hemel!"
Slechts een enkeling zag in de fluwelen rimpels op het water voorboden van de echte golfslag. Een Amstelveense predikant, die de machthebbers in het buurland een verderfelijke pestilentie noemde.
De Amsterdamse leraar Cornelis Taselaar, die de helft van zijn letterkundelessen gebruikte om zijn h.b.s. scholieren duidelijk te maken wat de werkelijke bedoelingen van de nazi's waren.
De Zaanse socialist Verbeek, die gelaten de plagerijen van zijn collega's over zich heen liet gaan toen op 31 augustus de partijgebouwen van de SDAP voor het eerste de vlag uitstaken voor Wihelmina's verjaardag.
Maar verder hernam het leven verbijsterend eenvoudig zijn gewone loop.
Na de eerste schrik om de overrompeling van Polen las men toch wel met een superieure glimlach over de arme Poolse ruiters, die te paard en met blanke sabel losgestormd waren op de Duitse tanks.
En maar weinigen van de burgers konden een soort anachronisme ontdekken in ons eigen regiment wielrijders of een compagnie zware mitrailleurs, die de wapens op bolderende handkarretjes achter zich aan trok.
Iedere tank zou immers onmiddellijk wegzakken in de geïnundeerde polders van onze onneembare Waterlinie?
"Moeder, als de wind hier opsteekt, staan we op wacht te verrekken van de kou,"schreef soldaat Koos Jonker naar huis en moeder Jonker sloeg tezamen met duizenden andere Nederlandse moeders, zusters en verloofden aan het breien.
De grijsgroene bivakmuts werd een nieuw onderdeel van onze nationale klederdracht en op menig veldpostadres arriveerde een stel warme klompen.
Voor de lezer van nu is het is het een bijna angstige gewaarwording de krantenleggers uit die dagen door de bladeren.
In het gebied van de Grebbelinie moesten vijfenzestig gezinnen binnen enkele dagen hun boerderij verlaten.
Het water nam bezit van hun akkers en weilanden, maar het miniatuurdrama bleef als het ware in de familie.
Men vond onderdak bij verwanten en probeerde vanuit het nieuwe adres zo goed mogelijk van de schaderegeling te profiteren.
Op de in elkaar getuimelde grens tussen Duitsland en Polen werden de eerste troepen Joden bijeengedreven.
De kranten meldden laconiek hoeveel dagen en nachten deze mensen al zonder beschutting in de sneeuw bivakkeerden.
Met de kersverse distributiestamkaart op zak besloot Nederland zich op te stellen langs de lijnen van het slagveld van de oorlogvoerenden.
En dan maar afwachten wie er wint.
Er werden hier en daar wat feller geschimpt op de nationaal/socialisten die op zaterdagmiddag hun ´Volk en Vaderland´probeerden te slijten en de bekende boekhandels deden beste zaken met´vliegtuigherkenningsboekjes ´, waarin silhouetten van militaire vliegtuigen stonden afgebeeld.
De commandant van de luchtdoelbatterij in de buurt van Schiphol schafte er op eigen kosten een tiental aan, nadat zijn manschappen tot driemaal toe vals alarm hadden geslagen.
`We weten nu wel dat die dingen een daverend geluid maken, maar laten de soldaten liever wachten tot er werkelijk wat te raken valt`, schreef een Telegraaflezer aan zijn krant.
Hij was enkele nachten achtereen uit zijn slaap gewekt door nerveuze salvo´s van de waakzame luchtdoelbatterij.
De ingezonden- stukken- schrijver kon op algemene instemming rekenen.
Waarom zou je een oorlog uitlokken die na een paar maanden al volkomen overbodig bleek? De particuliere autobezitters hadden zeven weken op zondag hun auto voor de deur moeten laten staan, maar het rijverbod was voltooid verleden tijd en de blokhoofden van de luchtbeschermingsdienst kregen zo hier en daar verhalen te horen, dat zij toch wel erg voorbarige uitslovers waren geweest.
De jeugd vrijde er stevig op los in de her en der neergeplante schuilplaatsen van beton, hout en aarde en het vertrouwen in onze luchtmacht was minstens even groot als in de Waterlinie. Uit de officiersmess bij Schiphol had KLM-monteur Herman van Hoope een Duits boek geleend. 'Der rote Kampfflieger' door Manfred Freiherr von Richthofen, topscorer uit de Eerste Wereldoorlog.
En 's avonds vertelde hij de zoons van zijn hospita hoe zo'n luchtgevecht er wel uit zou zien. Net als destijds de Duitse zouden nu ook de Nederlandse Fokkers geen krimp geven.
Ze stonden dag en nacht startklaar, getooid met grote oranje driehoeken op romp en vleugels sinds de Duitse gezant onze regering namens veldmaarschalk Goering had laten weten dat de Nederlandse rood - wit- blauw kokarde gemakkelijk voor het Engelse of Franse herkenningsteken kon worden aangezien.
Men vond dat een plausibele verklaring voor de brutale Duitse aanval op een patrouillerend Nederlands marinevliegtuig, dat tot daling op zee werd gedwongen.
Vooral toen de Duitsers gul aanboden het verloren gegane vliegtuig te vervangen door een nieuw, begreep men dat de nazaten van 'Der rote Kampfflieger ' volkomen ter goede trouw waren geweest.
Dat er op onbereikbaar grote hoogte een steeds drukker komen en gaan van onbekende buitenlandse vliegtuigen ontstond, kon niemand ernstig verontrusten.
Het konden Duisters zijn of Engelsen, maar wat niet weet, wat niet deert.
En men wilde ook bijzonder weinig weten.
Bijvoorbeeld niet dat moeder Hartogs op Amsterdams Kattenburg haar erwtenbon had laten verlopen, omdat zij toch al niet wist hoe zij die week rond moest komen.
Voor haar en vele tienduizenden waren de crisisjaren met de mobilisatie niet voorbij. Astmatische Harm Hartogs bleef werkloos met zo'n dikke tweehonderdduizend anderen, en de steunuitkering sukkelde ver achter de snel stijgen de prijzen van kruidenier, bakker en melkboer aan.
Voor haar waren Blitzkrieg, neutraliteit, exportmoeilijkheden, verre, vage klanken, die elke zondagmorgen overschreeuwd werden door de stramme soldatenliederen van het Duitse Wunschkonzert waarop de overbuurman afstemde.
Ja, ook de burgerij was oprecht bereid neutraal te blijven, zolang men ons niet rechtstreeks lastig viel.
Wie dat wel deed kon op vinnige uithaal van de Nederlandse leeuw rekenen.
Zoals de bemanning van een middelzware Britse bommenwerper, die op 28 maart 1940 uit de wolken boven Rotterdam dook en de mobilisatievrede enkele minuten wreed verstoorde.
Er ontstond een geanimeerde opwinding onder het publiek toen de regeringspersdienst liet meedelen dat de Brit boven Pernis door een Nederlandse jachtvlieger vleugellam geschoten was en een noodlanding had moeten maken.
De meesten ondergingen het als een bevrijdende 1- 0 overwinning in een scherpe voetbalinterland en slechts weinigen stonden lang stil bij het roerloze lichaam van de jonge onderofficier uit Wales, die in paniek te vroeg uit het vliegtuig was gesprongen.
De andere vier leefden immers nog en konden veilig hun oorlog uitdienen in Nederlandse internering.
'Onze jongens" verveelden zich intussen en begonnen langzamerhand vanuit hun onderkomens, loopgraven, stellingen en pilboxen te lanterfanten.
Er gebeurde immers toch nooit wat….
In de 'Dorpsstemmen' schreven de redacteuren - hoofdonderwijzers zich de vingers blauw over de dreigende spanningen tussen plaatselijke vrijgezellen en militairen op vrijersvoeten. 'Het uniform trekt', zegt men en dat mag waar zijn.
Maar wij zeggen tegen te gemakkelijke ouders: het uniform bedekt niet minder.
'"Weet ge wel met wie uw dochter omgang heeft? Kent ge zijn komaf, zijn bedoelingen?" waarschuwde een vroege fatsoensrakker in het Rhenense. 'Soldatengriet' werd een steeds meer gebruikte aanwinst van onze scheldwoordenschat.
Op de avond van de negende mei 1940 kregen Bram den Dulk en zijn vrouw Emma een slaande ruzie, die hun woning in de Haagse vruchtenbuurt deed trillen van de knallende deuren.
Zij wilde de volgende dag naar het jaarlijkse concours voor koetswerken in Scheveningen, want Huub, de verloofde van Miepje, zou deelnemen in de afdeling 'voor motorisch voortbewogen legervoertuigen'.
Maar hij had wel wat beters te doen en kon geen vrije dag nemen, Huub en Miepje brachten geen brood op de plank, daar stond hij, Bram, alleen voor.
En als het nu nog hun eigen Arie was, maar die lag in Den Oever.
Hij miste hem genoeg….
De volgende ochtend was alles voorbij.
Om drie uur, lang voordat het bloemenvliegtuig van de Deutsche Lufthansa op Eelde zou landen, kwam er een eind aan de mobilisatie en was de oorlog begonnen."

Redactie.
Ik heb de tekst in zijn oorspronkelijke staat gelaten.
Wat betreft de inhoud, zouden we het zo in deze tijd kunnen neerzetten.
Ook nu doet de burgerbevolking wat lacherig en wordt de vijand van de vrijheid, in dit geval de islam, onderschat.
Zozeer onderschat… dat men nauwelijks wil weten, dat er in Nederland een vergadering van hoge[..] islamieten wordt gehouden, waarin wordt besproken hoe en wanneer de islam Nederland en nog enige landen in Europa zal overnemen ( al zullen deze woorden wel niet gebruikt worden).
Velen, door andere overheden als behorend tot een terroristische organisaties aangemerkt, komen zich in Nederland ongestoord buigen over de vraag, hoe en wanneer Nederland een islamitische staat zal worden…. en ook dat zal niet letterlijk zo benoemd worden, uiteraard, zodat een en ander uitgebreid en misschien zelfs verontwaardigd als onzin of erger van de hand gewezen kan worden.
Ook nu, net als in 1940, wordt 'het brood op de plank' belangrijker geacht dan het gevaar van de vijand van het vrije woord.
Onverschilligheid of tolerantie ten opzichte van het kwaad, is een misdaad tegen de menselijkheid en tegen de Nederlandse samenleving die - en dat is ook als in 1940 - door het linkse deel van de politiek wordt getolereerd.
Het gevaar komt in deze wereld altijd van links, ook in Nederland.
Dag.
Mei 2010.
Dit moest het opnemen tegen de Duitse tanks.