WIE RELIGIE EN HOMOFOBIE LOSKOPPELT IS ZIENDE BLIND
Nieuw onderzoek onder de leiding van socioloog Mark Elchardus, promotor bij het
Jeugdonderzoeksplatform (JOP) wijst uit dat een kwart van de moslimjongeren in Gent en
Antwerpen geweld tegen homo's gerechtvaardigd vindt, drie keer zoveel als bij Vlaamse
scholieren. Die bevinding bevestigt eerder onderzoek van socioloog Marc Hooghe over
homofobie onder moslimjongeren en talloze internationale cijfers. Een enquête bij 500
moslimjongeren uit het Verenigd Koninkrijk wijst uit dat niemand (!) homoseksualiteit 'moreel
aanvaardbaar' acht, en dat 61 procent die geaardheid terug buiten de wet wil stellen. De helft
van alle Turken in Duitsland gelooft dat homoseksualiteit een ziekte is. In Frankrijk zijn de
cijfers iets hoopgevender: 35 procent van de ondervraagde moslims aanvaardt homoseksualiteit.
In nagenoeg alle moslimlanden is homoseksualiteit strafbaar, soms met de dood (Mauritanië,
Iran, Saudi-Arabië, Soedan…).
Wie ontkent dat monotheïstische religies een belangrijke voedingsbodem zijn voor homofobie, is
ziende blind. Geen letter echter wijdt het 'Interfederaal actieplan tegen homofoob en transfoob
geweld' aan deze olifant in de kamer, noch aan overleg met geloofsgemeenschappen (DS, 31
januari). Jozef De Witte, directeur van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor
racismebestrijding, en Mohammed Chakkar van de Federatie Marokkaanse Verenigingen
klinken eensluidend: religie heeft hier 'niets mee te maken' en geloofsleiders zijn niet
verantwoordelijk'. Bij welk ander maatschappelijk probleem pleiten we voor loutere
symptoombestrijding en knijpen we een oog dicht voor onderliggende oorzaken?
Natuurlijk zijn niet alle moslims homohaters. En natuurlijk vind je homohaters in elke
gemeenschap. In eender welke andere context begrijpt men dat een oorzakelijk verband tussen A
en B niet inhoudt dat B noodzakelijk volgt uit A, of andersom. Geen verstandig mens redeneert
dat roken 'niets te maken heeft' met longkanker omdat opa tot op zijn 95ste kettingroker was, of
nooit een sigaret aanraakte en toch longkanker kreeg. Enkel verstokte rokers en tabaksbaronnen
hebben een motief voor dat soort kromdenken, net zoals enkel een politiek correcte kramp kan
verklaren waarom Chakkar het verband tussen religie (in casu de islam) en homofobie wegwuift
met de dooddoener 'homohaters vind je in elke gemeenschap'. In een complexe wereld moeten we
vrede nemen met tendensen en correlaties, mits wat speurwerk ontwarren we ook oorzaak en
gevolg. Elk van de monotheïstische godsdiensten verafschuwt homoseksualiteit. In het Oude
Testament worden homo's tot de doodstraf veroordeeld (Leviticus), net zoals in verschillende
islamitische Hadith (interpretaties van de Koran, red.). In het Nieuwe Testament (Romeinen)
toont God zich creatiever en bestraft hij afvalligheid door de goddelozen tot homoseksualiteit en
andere ontucht te drijven (niet onaantrekkelijk als alternatieve straf voor het eeuwige
hellevuur).
In deze contreien heeft het christendom zijn tanden verloren, gelouterd door enkele decennia
secularisatie, waardoor de angel uit de Heilige Schrift is gehaald. Moreel bedenkelijke of
wraakroepende Bijbelpassages worden door zelfverklaarde christenen al lang discreet
weggemoffeld, al blijft het verzet van christenfundi's (zoals de aftredende paus) tegen
homoseksualiteit onverminderd voortduren. De grote islamitische scholen echter belijden nog
steeds een vorm van religieus geloof waarin de Koran het eeuwige, onfeilbare en
onveranderlijke woord van God is. Dat schept minder ruimte voor creatieve uitlegkunde.
Zelfs moedige moslims die zich openlijk uitspreken tegen homogeweld en -discriminatie (zoals de
populaire Nederlandse preker Al Khattab), verplichten zichzelf tot een hachelijke spreidstand:
de daad is weliswaar 'zondig', want dat staat in de Koran, maar de zondaars zelf moet men
ongemoeid laten. Dat is lovenswaardig, maar ook weer hypocriet: homofobe agressie is de
logische aberratie van de dwaling dat het om een zondige daad gaat. Hoe progressiever de
religieuze geest, hoe groter de nood om omstreden passages weg te verklaren. De fundamentalist
daarentegen heeft het voor de wind: de Koranverzen liggen zo voor het grijpen.
Behalve de effecten van opleiding en socio-economische status heeft homofobie ook diepere
psychologische wortels. Ze komt voort uit een onzalige link tussen menselijke reinigingsmoraal,
seksuele zeden en een aangeboren neiging tot essentialisme: 'dit is de natuurlijke orde, en zo
behoren we ons ook te gedragen'. Morele walging tegenover 'afwijkend' seksueel gedrag kan zich
op die manier gemakkelijk in menselijke geesten nestelen en verspreiden. De dwingende
sekse-specifieke norm is hier van groot belang: religieuze homohaters walgen vooral van de
ontvangende/passieve partij bij homoseks, omdat deze aan zijn 'natuurlijke' masculiene
dominantie zou verzaken. Die psychologische neigingen moeten we met verlichte en rationele
moraal bestrijden.
Een appreciatie van de persoonlijke vrijheid, de zelfbeschikking en het schadebeginsel leert ons
dat er geen enkel moreel bezwaar kan zijn tegen homoseksualiteit. Biologische evolutie (nog zo'n
religieus pijnpunt) is per definitie moreel onverschillig, dus wat natuurlijk is, is niet per se goed.
Voor wat het waard is, hoewel dus eigenlijk irrelevant: homoseksualiteit is wijdverbreid in het
dierenrijk en vastgesteld bij honderden soorten. Religie staat deze verlichte moraal in de weg,
omdat ze leert dat de natuur op een doelbewuste manier is ingesteld door een bovennatuurlijke
autoriteit.
De heilige boeken van het monotheïsme bekrachtigen onze neiging tot moralisering van
andermans seksualiteit door ze tot kosmische proporties te verheffen en als onfeilbare geboden
van een almachtige schepper te rechtvaardigen. Een actieplan dat de religieuze wortels en
legitimatie van homohaat negeert, dweilt niet alleen met de kraan open, het ontkent zelfs dat er
een kraan loopt. De geloofsgemeenschappen moeten absoluut betrokken worden in zo'n
actieplan, zoals Bruno Tuybens (SP.A) opperde, net zoals bijvoorbeeld de allochtone
holebi-vereniging Merhaba. Misschien kan het geëmmer over regenboogshirts achter loketten
dan eindelijk ophouden? Godsdienst is wel degelijk een obediëntie (geen ironie deze keer),
helaas één die zich niet beperkt tot vrolijke klederdracht.
De auteur is wetenschapsfilosoof verbonden aan de UGent en auteur van het boek 'De ongelovige Thomas heeft een punt' (samen met Johan Braeckman).
maart 2013