Redactie:
Onderstaand artikel is een heel goed artikel.
Mooi geschreven, weinig of geen taalfouten er in en een goede zinsopbouw.
Helaas is dit artikel een utopie.
Het Bois heeft zich zelf een ander naam gegeven en heet nu OIO ( Onderzoeksraad Integriteit Overheid.)
Dit soort goedbedoelende lieden, die meestal geheel buiten de werkelijkheid leven,
wedden altijd op het verkeerde paard.
Een dergelijke onderzoeksraad gaat er meestal van uit dat de integriteit of het machtsbederf bij de overheid slechts
plaatsvindt bij de politieagent, de ambtenaar aan de inlichtingenbalie, bij de portier of bij de chauffeur van de
derde secretaris van het ministerie.
Helaas toont de werkelijkheid dat het gebrek aan integriteit en het machtsbederf uitsluitend voorkomt bij de beter
opgeleiden, bij de pseudo- elite.
Ik heb de proef op de som genomen en heb bij het OIO een zaak van machtsbederf - en omkoping - aangemeld
betreffende een internist, die mensen op leeftijd onnodig aan de chemo doet, terwijl een pilletje tegen een ontsteking
of abces al genezing zou hebben gebracht.
Nu overlijden er waarschijnlijke vele mensen niet aan hun ziekte, maar aan de chemo, en daar heeft de arts een zeer
goede- met veel beleg- boterham aan!
De klacht bij de Regionale Tuchtraad te Amsterdam werd niet gehonoreerd, daar alle ingebrachte bewijzen door de
secretaresse van de raad waren vernietigd.
Niet zomaar een vermoeden dus, maar met overtuigende bewijzen.
De ondernomen actie?
GEEN.
Nederlandse topambtenaren denken dat 3 procent van alle ambtenaren en ruim 5 procent van alle politici corrupt
is. Nederlandse burgers denken dat 17 procent van alle ambtenaren op ministeries, 18 procent van alle ambtenaren
bij gemeentes en provincies, 12 procent van alle landelijke politici en 18 procent van alle regionale politici corrupt
is.
Ook dergelijke lieden behoren tot de pseudo- elite en gaan niet hun 'kameraden en vrienden' in de problemen
helpen.
Die kameraden en vrienden zijn dan weliswaar schuldig aan integriteits- schending, machtsbederf /
machtsmisbruik, maar dan wordt er toch al snel een andere kant opgekeken.... en zo gaat het rotten van de appel
van binnenuit gewoon verder.
Binnen 10 jaar staat Nederland in de top 5 van de meest corrupte landen.
Ik hoop dat deze voorspelling niet uitkomt, maar ik ben bang van wel.
Dag
Met de waan van alledag waardoor het openbaar bestuur gekenmerkt lijkt door incidenten, is
het goed dat BIOS met het Jaarboek Integriteit gelegenheid geeft tot reflectie. Integriteit is
een vanzelfsprekende kwaliteit: onze aandacht wordt pas getrokken als deze afwezig blijkt te
zijn. Integriteit is voor het openbaar bestuur ook een existentiële kwaliteit. Als de integriteit
wordt aangetast, verliest het bestuur zijn gezag en legitimiteit en wordt uiteindelijk het
functioneren van het bestuur en van onze democratie aangetast.
In tijden van economische crisis geldt het belang van integriteit wellicht nog sterker. In het
buitenland is dit het duidelijkst zichtbaar. Zo kopte het NRC over India: 'Zonder corruptie zou
economische groei 4 tot 5 procent hoger zijn' (NRC 22-8-2012). Maar ook dichterbij huis geldt
dat de ontwikkeling van de Europese Unie beheerst wordt door thema's als het bevorderen van
goed bestuur. Zou Griekenland er bijvoorbeeld niet veel beter voor staan zonder corruptie en
machtsbederf?
Met dit laatste zijn we terug bij Ien Dales. Als er één begrip is waarmee zij geassocieerd zou
moeten worden dan is dat mijns inziens niet integriteit, maar machtsbederf. Het ging haar
namelijk niet zozeer om fraude en corruptie. Zij stelde in 1992 nadrukkelijk:
'Machtsbederf is breder, het draagt het element van ontbinding, verval, vervaging van
normen, in zich.' Alhoewel het begrip na Ien Dales weinig wordt gebruikt, is niet moeilijk te
zien dat de term machtsbederf actuele waarde heeft.
Diverse internationale instituties bewaken en bevorderen dat goed bestuur en integriteit het
zullen winnen van falende overheden en corruptie. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken
heeft ter ondersteuning van overheidsorganisaties het Bureau Integriteitsbevordering
Openbare Sector in het leven geroepen. Nederland beschikt hiermee over een preventief en
ondersteunend bureau dat niet alleen in Nederland stappen zet, maar ook internationaal
bereik heeft en onze aanpak van integriteit en goed bestuur uitdraagt.
Het is dan ook met gepaste trots op hetgeen BIOS tot stand heeft gebracht dat ik u dit jaarboek
presenteer.
Lucas Lombaers
directeur Directie Arbeidszaken Publieke Sector
Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties
Twintig jaar na 'Ien Dales' verschijnt het derde Jaarboek Integriteit. Voor velen is de link
tussen Dales en integriteit meteen gelegd.
Als minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hield zij op 3 juni 1992, tijdens het
VNG-congres in Apeldoorn, haar bekende speech en zette daarmee integriteit in het openbaar
bestuur als apart thema op de agenda. In menig toespraak, artikel of onderzoek wordt deze
speech aangehaald als 'de aftrap' van het 'integriteitstijdperk'. Een memorabel moment
waarop Dales openlijk de kwetsbaarheid van het openbaar bestuur benadrukte. Zij zette de
bewustwording in gang van het belang van een integere, betrouwbare overheid.
Overigens, in het voorwoord geeft Lucas Lombaers aan: 'Als er één begrip is waarmee zij
[Dales, red.] geassocieerd zou moeten worden dan is dat mijns inziens niet integriteit, maar
machtsbederf'. Lombaers heeft wellicht gelijk, maar het begrip machtsbederf was geen
blijvertje.
In de jaren direct na de toespraken van Dales was dit nog anders. Zo hebben verschillende
sprekers tijdens de conferentie 'Bestuurlijke integriteit, het gelijk van Ien Dales?' in december
1995 het begrip machtsbederf verder uitgewerkt.
Herweijer legt uit dat machtsbederf staat voor: bevoegdheden gebruiken voor oneigenlijke,
primair private, doeleinden.De Graaff-Nauta benadrukt, in navolging van Dales, dat
machtsbederf meestal voorafgaat aan fraude of corruptie: 'Vaak gaan de fouten en de
verleiding van klein naar groot, van kwaad tot erger. Ambtenaren en bestuurders dreigen
langzaam in een fuik te lopen, en raken verder gecorrumpeerd.'
Huberts geeft aan dat het begrip machtsbederf goed laat zien dat integriteit is verbonden met
macht en het gebruiken van macht in brede zin:
'Het gaat erom dat de ambtenaar of politicus iets kan doen of nalaten dat gevolgen heeft voor
de belangen van burgers, groepen, organisaties, bedrijven en instellingen. Dat geldt voor de
minister die over de subsidieregeling beslist maar ook voor de vuilnisman die uw rommel mee
kan nemen of kan laten staan [....]
Vanwege de verbinding met macht, vind ik de op zichzelf weinig heldere term 'machtsbederf'
aantrekkelijk. Zoals het voetbalspel spelbederf kent, zo kent het politieke en bestuurlijke spel
ook spelbederf: machtsbederf.'
Machtsbederf was dus als kernbegrip geen blijvertje. Integriteit was dat zeker wel. Wat is er
sinds 1992 verder gebeurd met het gedachtegoed van Ien Dales? Welke speech zou Ien Dales
nu geven als ze nog zou leven? In 2004 is deze vraag al eens gesteld tijdens een seminar,
georganiseerd door het CAOP, om het tiende sterfjaar van Ien Dales te herdenken.
Verschillende prominenten voerden daar het woord en leverden een bijdrage aan het boek
Een beetje integer bestaat niet.
Stuiveling, Van Aartsen en Borghouts waren nog niet tevreden.
Stuiveling richt het woord tot Dales. Ze vat eerst kort samen wat de afgelopen jaren is bereikt
en daarna geeft ze haar oordeel: 'Terugkijkend kun je vaststellen dat het onderwerp nog steeds
stevig op de politieke
agenda staat, dat het nog niets aan actualiteit verloren heeft - integendeel - maar dat we er
opportunistisch mee omgaan. Veel lippendienst, verbazing en verontwaardiging als het zich in
een bepaalde hoek van onze samenleving echt genesteld blijkt te hebben.
Die hoek onderzoeken we dan, die vergroten we uit - alsof het dé uitzondering is die de regel
bevestigt dat we er in Nederland géén last van hebben - en vervolgens gaan we over tot de
orde van de dag.'
Van Aartsen stelt zichzelf de vraag wat we met z'n allen hebben geleerd: 'Ik vrees dat dat
bijzonder weinig is, een goede uitzondering daargelaten [....] Wat zou Dales hebben gezegd?
"Jullie hebben er geen biet van gebakken! Wie durft er nu - verdikkeme - eindelijk echt eens
gewoon aan de slag te gaan en te doen wat er gedaan moet worden op een wijze zoals een
rechtgeaarde bestuurder, ambtenaar én burger betaamt?".
Dat zou Ien ons voorhouden. Ien Dales had naar haar stellige overtuiging een opdracht. Van
die opdracht valt nog veel in te vullen. Ze zou zeker haar opvattingen anno 2004 met kracht
herhalen en waar nodig afdwingen als een morele plicht voor ons allen.'
Ook Borghouts laat Dales zelf aan het woord: 'Zou mevrouw Dales zich nu in haar graf
omdraaien indien zij kennis neemt van de stapeling regelingen die we hebben gemaakt? Ik
weet het niet. Ik denk het niet: ze zou schouderophalend doorlopen met de woorden "Ach, die
stukken papier, het gaat toch om de praktijk!", en de aangereikte papieren op de grond
gooien.'
We zijn inmiddels weer acht jaar verder. Zou Dales nog van mening zijn dat een beetje integer
niet kan? En zou zij nog steeds pleiten voor permanente waakzaamheid?
Zijn we inmiddels verder dan in 2004? Er is in de afgelopen 20 jaar van alles gebeurd op het
gebied van integriteit in de openbare sector. Hoekstra en Kaptein benoemen vier fases. Kort
gezegd begint dit met een fase van initiële formalisering (1990-1995). In deze fase vond de
agendering plaats en werd de nota 'Integriteit rijksoverheid' van BZK (1994) uitgebracht. De
tweede fase, die van graduele regulering (1995-2003), wordt gekenschetst door ontwikkeling
van wet- en regelgeving, procedures en instrumenten rondom integriteit. De kritieken van de
prominenten bij de herdenking van Dales lopen in lijn met deze ontwikkeling.
In de derde fase is sprake van een waardengeoriënteerde verbreding (2003-2007) ofwel:
aanscherping en verbreding van het thema. Er volgen kritische evaluaties, premier
Balkenende komt met het waarden & normendebat, de wet wordt aangescherpt en de
overheidsorganisaties zijn meer gericht op de waarde georiënteerde en stimulerende rol. Ook
de oprichting van BIOS vindt plaats in die jaren.
In de vierde fase gaat het om heroriëntatie en her prioritering (2007-2010). Een fase waarin
werd gepoogd een meldingenstructuur te realiseren en de klokkenluidersregeling te
verbeteren. Andere thema's komen bij het ministerie van BZK meer naar de voorgrond, zoals
Veilig Publieke Taak en de ambtelijke status.
Ook is het de tijd dat de overheid fors moet bezuinigingen. Nu, 20 jaar later, constateren we
dat er vooruitgang is geboekt. Er is wet- en regelgeving, veel overheidsorganisaties hebben
een integriteitsbeleid en op veel verschillende plekken is er aandacht voor bewustwording van
integriteit. Desondanks blijft aandacht voor het thema nodig. We kunnen het
integriteitstijdperk niet afsluiten. We zijn nog niet klaar en we zullen dat ook nooit zijn.
Integriteit vereist permanente aandacht bij de overheid; op ambtelijk en bestuurlijk niveau,
maar ook daarbuiten. We moeten waken voor het rustig achterover leunen en voor de
veenbranden die Ron Niessen in het eerste Jaarboek Integriteit schetst.
Hij schreef een terugblik bij een jubileum dat iedereen vergeten is. 'Het is medio 2017. Op het
punt van het integriteitsbeleid bij de overheid is het de dood in de pot. ... Leidinggevenden
leunen tevreden achterover. De organisatie is doorgelicht op integriteitsrisico's;
functiescheiding en functieroulatie zijn normaal; een gedragscode is ontworpen, en geldt over
de gehele linie. Regelmatig wordt groepsgewijs de ambtseed afgelegd. De toezchten
controleplant tiert welig. .... Leidinggevenden leunen niet alleen tevreden, maar ook vermoeid
achterover. Ze zijn integriteit moe geworden. Ze kunnen het woord 'integriteit' niet meer
hóren. .... Intussen woedt er, zonder dat bestuurders en ambtenaren er erg in hebben, een
veenbrand onder het overheidsbestuur. ... Het is medio 2017 en niemand heeft iets in de gaten.
Niemand ruikt de geur van bederf die de veenbrand veroorzaakt'.
We moeten blijven letten op steeds nieuwe situaties en dilemma's en oude gewoontes die in een
nieuwe tijd niet meer acceptabel zijn en die voortdurend een integriteitstoets moeten kunnen
doorstaan. Nieuwe ontwikkelingen, zoals het nieuwe werken en sociale media, brengen
integriteitsrisico's met zich mee waarvoor medewerkers gewaarschuwd moet worden. Maar
laten we ook letten op effecten van het eigen handelen op anderen, zoals een manager die
onbewust druk uitoefent of verkeerd voorbeeldgedrag vertoont. Of de schijn van
belangenverstrengeling, die steeds op de loer ligt.
Het blijft nodig om het belang te benadrukken van een veilige organisatie, waarin elkaar
aanspreken normaal is en waar morele moed niet meer nodig is. Een veilige omgeving waarin
melders weten waar en hoe te melden en waarin ze voldoende worden beschermd.
In zo'n omgeving zijn de juiste mensen benaderbaar om te ondersteunen bij
integriteitskwesties, zoals integriteitsfunctionarissen, vertrouwenspersonen en bovenal het
management dat zijn verantwoordelijkheid neemt. De organisatie is in staat een incident te
(laten) onderzoeken en te handhaven en handelt daarbij met zorg voor alle betrokkenen. Dit
alles zou ook moeten worden verankerd in goed integriteitsbeleid dat vervolgens wordt
geborgd in de organisatie.
BIOS blijft ondersteunen en inspireren, zoals met behulp van dit jaarboek, en heeft ook als
kennis- en expertisecentrum voor de komende jaren nog genoeg uitdagingen. Een belangrijke
taak is integriteit bevorderende maatregelen en activiteiten te stimuleren bij ambtenaren en
bestuurders. Daarvoor zal BIOS zich vooral richten op het signaleren van ontwikkelingen en
omstandigheden die van invloed zijn op het integriteitsbeleid bij de overheid en politieke
ambtsdragers. De belangrijkste middelen zijn onderzoek, netwerkbijeenkomsten,
instrumentenontwikkeling en kennisdeling. Integriteitsexperts, filosofen en wetenschappers
brengen onder de aandacht wat ons nog te doen staat en kraken kritische noten. Wij hebben ze
daarom graag en met veel nieuwsgierigheid uitgenodigd om een bijdrage aan dit jaarboek te
leveren. We willen de auteurs bedanken voor hun inzet en goede werk, als bijdrage aan een
integere en sterkere overheid en daardoor een sterkere samenleving. Met een verscheidenheid
aan onderwerpen in dit jaarboek geven we een gevarieerd beeld van de thema's die aandacht
behoeven in deze tijd en proberen we de overheid weer een stapje verder te brengen. Twintig
jaar geleden zouden deze thema's wellicht ook relevant zijn geweest, maar dan hadden we
twintig stappen overgeslagen en waren ze daardoor volkomen misplaatst.
In deze inleiding geven we een overzicht van de hoofdstukken. We beginnen vooral
beschouwend en verschuiven de aandacht in latere hoofdstukken steeds meer naar praktische
handvatten.
In hoofdstuk 2 geeft Roel Nieuwenkamp een interessante beschouwing op het gelijk van Ien
Dales.
Nieuwenkamp relativeert het binaire karakter van integriteit in haar toespraak ('een beetje
integer kan maar stelt dat Dales zeker gelijk had met haar oproep tot permanente
waakzaamheid voor een toenemend risico op systematische corrumpering. Hoewel
Nieuwenkamp zelf geen bewijzen ziet van een hoger risico op systematische corrumpering, laat
hij met een illustratief historisch uitstapje zien dat dit risico nooit mag worden onderschat:
terugval is mogelijk.
In hoofdstuk 3 beschrijft Willeke Slingerland de resultaten van een recent onderzoek in
opdracht van
Transparency International (TI) naar het nationaal integriteitssysteem (NIS) van 25 Europese
landen.
Het NIS is het raamwerk van de belangrijkste instituties en actoren (pijlers genaamd) in een
samenleving die, individueel en samen, integriteit en transparantie bevorderen. Het doel van
dit onderzoek was om de
Europese landen systematisch te analyseren op het aspect van integriteitsborging en
corruptiepreventie en waar nodig duurzame en effectieve hervormingen voor te stellen om het
integriteitssysteem te versterken.
Nederland heeft een relatief sterk NIS. Wel is er sprake van achterstallig onderhoud.
Slingerland rondt
haar hoofdstuk af met aanbevelingen die TI Nederland voor Nederland heeft geformuleerd.
In hoofdstuk 4 stelt Muel Kaptein een aantal boeiende maar tegelijkertijd ook prangende
vragen:
Waarom gaan zelfs oprechte en gewetensvolle ambtenaren weleens de mist in? Waardoor
ontsporen integere en intelligente bestuurders? Wat zorgt ervoor dat welwillende politici toch
gedragsregels overtreden en daarom moeten opstappen?
Voor de antwoorden maakt Kaptein gebruik van inzichten uit de sociale psychologie. Dat
levert verrassende inzichten op. Hij benoemt zeven organisatiefactoren die het gedrag van
mensen verklaren - helderheid, voorbeeldgedrag, uitvoerbaarheid, betrokkenheid,
transparantie, betrokkenheid, handhaving - en biedt daarmee stevige handvatten om het
gedrag van mensen te kunnen begrijpen. Om het vervolgens te kunnen beïnvloeden, volgen en
beoordelen.
Nederland heeft een relatief sterk nationaal integriteitssysteem - dat hebben we gezien in
hoofdstuk 3.
Maar hoe zit het met individuele overheidsorganisaties?
In hoofdstuk 5 betoogt Alain Hoekstra op heldere wijze dat integriteit vandaag de dag nog
steeds niet duurzaam is geborgd binnen overheidsorganisaties.
Integriteitsborging staat voor het ontwerpen en organiseren van het overkoepelende
integriteitssysteem en -proces met als doel: de zorg voor integriteit duurzaam binnen de
organisatie zeker stellen. Hoekstra benoemt enkele herkenbare redenen voor achterblijvende
borging maar geeft meteen ook aan waarom door dit tekort de zorg en aandacht voor
integriteit vervliegen of verwateren. Hij biedt ook praktische oplossingen en laat zien welke
stappen organisaties zelf kunnen zetten om het integriteitsbeleid duurzamer te verankeren.
In hoofdstuk 6 constateert Gjalt de Graaf dat integriteitsschendingen schadelijk zijn en dat ze
zich meer dan sporadisch voordoen in het Nederlands openbaar bestuur.
Dus is het voor de overheid van belang om integriteitsschendingen te ontdekken, te
onderzoeken en adequaat te reageren. De Graaf bekijkt - op basis van de internationale
literatuur - het melden van misstanden: hoe vaak komt dat voor, waarom wordt er (niet)
gemeld, hoe wordt in Nederland met melders omgegaan, wat kan worden verbeterd?
Hij formuleert enkele aanbevelingen om de bescherming van melders te vergroten; ook geeft
hij aan dat goed integriteitsbeleid de meldingsbereidheid kan vergroten.
Richard Hald en Ed Fenne beschrijven in hoofdstuk 7
hoe een organisatie met vertrouwen een melding en het eventuele daaropvolgende onderzoek
in behandeling kan nemen.
Een belangrijk trefwoord is voorbereiding. Veel vragen die een melding en de afhandeling
ervan oproepen, zijn voorspelbaar. Door hier van tevoren goed over na te denken en waar
nodig protocollen op te stellen, kan de organisatie een melding zien als een kans om de
integriteit van de eigen organisatie op orde te krijgen of te houden, het vertrouwen van de
medewerkers te winnen en ook een open cultuur te creëren. Fenne en Hald hebben
nadrukkelijk aandacht voor de zorgplicht van organisaties voor alle betrokkenen en bieden
met een zorginstrument een concreet handvat voor deze (na)zorg.
In hoofdstuk 8 leggen Sacha Spoor en Esther Sinnema
de sleutel om integriteit een natuurlijke en permanente plaats te geven (in kleine en grote
organisaties) voor een belangrijk deel bij het middenmanagement. Het zijn uiteindelijk de
middenmanagers, de direct-leidinggevenden, die medewerkers direct kunnen ondersteunen en
stimuleren om goede beslissingen te nemen, die verleidingen in het werk weg kunnen nemen
en, zo nodig met harde hand, kunnen optreden tegen schendingen van de integriteit. De
manager moet hiervoor aan twee belangrijke gebieden aandacht besteden: een integere
cultuur creëren +en behouden en de handhaving van integriteit bij (vermoedens van)
integriteitsschendingen. Spoor en
Sinnema benoemen diverse manieren en momenten waarop middenmanagers hun belangrijke
taak kunnen vormgeven.
Edgar Karssing en Marijn Zweegers stellen in hoofdstuk
9 dat dilemmatrainingen en bewustwordingssessies die zich beperken tot
integriteitsvraagstukken herkennen en daarover leren nadenken, een belangrijk aspect van
integriteit laten liggen.
Moreel nadenken is niet genoeg, je moet je oordeel ook in handelen omzetten. Daar is moed
voor nodig. Ze definiëren morele moed als: de moed om te doen wat je moreel juist acht,
ondanks de aanwezigheid van gevaar. Moed slaat de brug tussen denken en doen.
Morele moed kan als praktische vaardigheid worden versterkt door oefening in de praktijk.
Karssing en Zweegers bespreken drie bemoedigende oefeningen die ambtenaren helpen nee te
zeggen, lastige kwesties aan de kaak te stellen en gevoelige zaken te agenderen.
februari 2013