De Joden, de wereld en het geld.
Er bestaan in de wereld zoveel sprookjes over de Joden, dat het soms nauwelijks
voor te stellen is dat dit volk nog geen 0,2 procent van de wereldbevolking
uitmaakt.
Toch heeft deze minderheid kans gezien een zeer grote rol te spelen in de
geschiedenis en doet dat ook nu nog.
Dat het domme en inhoudsloze antisemitisme deel heeft aan de grote rol van de
Joden, staat buiten kijf.
'De Protocollen van de Wijzen van Zion' is één van de vele sprookjes, die in
hoofdzaak door islamieten en 'christenen' worden rondverteld -hoewel de
oorsprong in Frankrijk (Europa) ligt- , die het Joodse volk achtervolgen, als
waren zij ambassadeurs van de duivel.
Dat antisemitisme in hoofdzaak voortvloeit uit jaloezie en boosheid over eigen
falen, mag als bekend veronderstel worden.
Het grootste antisemitisme doet zich in het jaar 2010 in de islamitische staten
voor, waar meer dan 70 procent van de bevolking analfabeet is.
Derhalve is het voor de wat beter gesitueerden zeer eenvoudig om 'het volk' wat
op de mouw te spelden.
Hetgeen bij de sprookjes over de Joden ook altijd een rol speelt is de inkopper:
'de Joden beheren ál het geld in de wereld.'
Inderdaad zijn vele banken eigendom, dan wel in beheer van, Joden.
Over de Joden en het geld gaat het onderstaande.
Het boek met als titel: 'De Joden, de wereld en het geld', is geschreven door de
voormalige bankdirecteur Jacques Attali.
Het behandelt de geschiedenis van de Joden vanaf het paradijs.
Paradijs te huur.
Al gauw nadat het eerste toeristenechtpaar uit de Hof van Eden werd gezet,
verscheen er aan de ingang een bordje: "Tengevolge van vertrek van de vorige
huurder - een paradijs te huur."
Er meldden zich maar weinig gegadigden.
Eentje, met een dikke vrouw op sleeptouw, verklaarde na een oppervlakkige
bezichtiging van de plaats, dat er zich bij elke regenbui modderpoelen zouden
gaan vormen waar je niet doorheen kon komen.
En in de winter was het kou lijden geblazen: hij zag geen stookinrichting.
"Hoe lang duurt het nog voordat het vuur wordt uitgevonden? " vroeg hij.
"Een miljoen jaar,"antwoordde aartsengel Gabriël.
De huurovereenkomst kwam niet tot stand.
Die zou sowieso niet tot stand zijn gekomen omdat de dikke vrouw allergisch
voor vogels was.
"Ik kan niet tegen dat eeuwige getjilp. Daar word ik gek van.
Ook de kleurencombinatie bevalt me niet. Alles is groen.
Nergens een spoortje beige of roze. Niets dan groen, groen, groen."
Daarmee trok ze haar man naar de uitgang.
"We zouden het toch met een behangetje kunnen proberen,"riep Gabriël die
twee nog achterna.
Maar toen waren ze al verdwenen.
Als volgende kwam ingenieur Glick.
Hij inspecteerde het object met zijn gewone grondigheid en schudde steeds
maar weer zijn hoofd: "Geen koelkast…. geen airconditioning… hoe moet je
het hier 's zomers uithouden?"
De aartsengel Gabriël verklaarde zich bereid met God de Heer over een
mogelijke reorganisatie van de jaargetijden te komen, maar Glick was met dit
voorstel niet over te halen, te meer daar intussen alles wat daar kroop en
krieuwelde tegen zijn benen begon op te klauteren.
Of men hier dan nog nooit van een insectenspray had gehoord, vroeg hij.
Jawel, maar die kon men niet gebruiken vanwege de appels.
Ingenieur Glick liet in elk geval zijn adres achter en vetrok.
De blonde dame, die na hem aan de ingang verscheen, wierp een blik op de
omgeving en vroeg of er personeel beschikbaar was.
Gabriël vroeg haar met een verlegen glimlach toch eerst eens verder te gaan en
in een boom te klimmen, van daaruit had ze een prachtig uitzicht.
De dame bedankte voor het genoegen.
"Zo'n reusachtige tuin en geen hulpkrachten!
Neen, werkelijk.. het verbaast me niet, dat de Adams eruit getrokken zijn."
Naar verluid ging het de Adams buiten zeer voor de wind.
Ze hielden een farm, kweekten bloemen en waren van plan in de export te
gaan.
Het Hof van Eden vond geen belangstellenden, verloor langzamerhand zijn
paradijselijke charme en raakte in een desolate toestand.
Van zijn voormalige huurders is alleen de slang overgebleven die, zoals men
weet, niet verdreven werd en daar voor haar zonden boeten.- tot aan:
"-Een Nederlander doet een dagje Antwerpen. In een dierenwinkel ziet hij een
houten kat met daarbij het bordje: '200 euro zonder verhaal, 300 euro met
verhaal'. De man koopt de kat, maar wil geen verhaal. Nauwelijks is hij met
zijn houten kat onderweg of er komen uit alle hoeken en gaten katten
tevoorschijn, die hem volgen. Steeds meer katten komen er achter hem aan. De
man wordt bang , rent naar de Schelde en gooit de houten kat in het water.
Alle katten, die hem volgden, springen ook in het water en verdrinken. De man
gaat terug naar de winkel. De verkoper vraagt: 'U wilt nu zeker alsnog het
verhaal horen?' De man antwoordt: 'Nee - maar heeft u ook zo'n houten
Marokkaan?'-
Attali.
"Dit is de geschiedenis van de verhoudingen tussen het Joodse volk en de wereld
en het geld. Ik- weet dat dit onderwerp naar zwavel ruikt.
Het heeft al zo veel polemieken ontketend, tot zoveel slachtpartijen aangespoord,
dat er een soort taboe op lijkt te rusten, een taboe dat je onder geen enkel
voorwendsel mag oproepen uit angst dat een of andere onheugelijke catastrofe
weer tot leven wordt gewekt.
Vandaag durft niemand over dit onderwerp te schrijven, alsof eeuwenlange studie
alleen maar autodafe's zou hebben gevoed.
Daardoor, alleen al omdat het er is, dreigt dit boek een bron te worden van
duizenden misverstanden.
Zodra je een onderwerp aanpakt, ben je geneigd het belang ervan aan te dikken.
In dit geval lopen we het risico de rol van het geld in de geschiedenis van het
Joods volk te overschatten, net zo goed als de rol van het Joodse volk in de
wereld.
Met de beslissing om deze geschiedenis te vertellen kan de indruk ontstaan dat er
een verenigd, rijk en machtig Joods volk bestaat, onder een gecentraliseerde
leiding die de opdracht zou hebben een strategie op te zetten om dankzij het geld
een wereldmacht te worden.
Juist daardoor zouden we ons bij de waanvoorstellingen voegen die alle eeuwen
hebben doorstaan, van Trajanus tot Constantijn, van Matteüs tot Luther, van
Marlowe tot Voltaire, van de Protocollen van de Wijzen van Zion tot Mein Kampf
en tot alles, wat het internet nu anoniem uitdraagt.
Bovendien is een boek niet als een conversatie, waarvan je de omvang kunt
beheersen en die je kunt afsluiten.
Het is zelfs niet als de grappige verhaaltjes- zoals er zo veel bestaan over dit
thema!- die impliciet een soort vrijgeleide geven om met alles de draak te steken
op voorwaarde, dat het niet over om het even wie gaat.
Zodra een manuscript is gepubliceerd, ontsnapt het aan zijn auteur; het zet
sommige lezers tot nadenken aan, bij anderen voedt het alleen maar hun
vooroordelen.
Als je het schrijft, moet je het dus voorbereiden op alle mogelijke, tot zelfs de
meest bedrieglijke vormen van toekomst.
Toch hebben de mensen van vandaag er alle belang bij te begrijpen hoe de
ontdekker van het monotheïsme ertoe gekomen is de ethiek van het kapitalisme te
stichten alvorens, door sommige van zijn zonen, de belangrijkste makelaar, de
eerste bankier, ervan te worden en door anderen juist zijn meest genadeloze
vijand.
Even essentieel is het voor het Joodse volk om dit deel van zijn geschiedenis
onder ogen te durven zien, het deel waarvan het niet houdt en waarop het toch
met reden trots kan zijn.
Maar daarvoor moeten er moeilijke vragen worden beantwoord: zijn de Joden
echt woekeraars geweest, zoals de geschiedenis ze in haar beeldvorming heeft
bewaard?
Hebben ze een bijzondere band gehad met het geld?
Zijn het specifiek acteurs van het kapitalisme?
Hebben ze van oorlogen en crisissen geprofiteerd om fortuin te maken?
Of zijn ze integendeel bankiers, goudsmeden, makelaars geweest, gewoon omdat
hun de toegang tot andere beroepen werd geweigerd?
Zijn ze vandaag de meesters van de globalisering of juist haar ergste
tegenstanders?
Om op dit soort en veel andere vragen een antwoord te vinden- en daarbij de
risico's te aanvaarden die je bij een synthese onvermijdelijk loopt- zullen we de
grootste gebeurtenissen moeten oproepen van de politieke, religieuze,
economische en culturele geschiedenis van de laatste drie millennia, een
beschrijving geven van het lot dat de naties vaak aan minderheden oplegden, de
bestemming volgen van vorsten en bedelaars, intellectuelen en boeren, filosofen
en financiers, kooplui en industriëlen, met vaak ongelooflijke bliksemsnelle,
bijna altijd tragische, roemrijke of ellendige loopbanen in de wereld van geld en
macht.
We zullen met verbazing de onverwachte betekenis ontdekken, die sommige van
de meest bekende gebeurtenissen krijgen, als we de rol openbaren die de mensen
van het Boek erin hebben gespeeld.
Om een dergelijke reis te maken, kan er natuurlijk geen sprake van zijn dat we bij
voorbaat slechts één enkel kompas volgen: het zou absurd zijn slechts één enkel
spoor te volgen in de buitengewone overvloed van collectieve avonturen en
individuele lotsbestemmingen, waarbij het Joods volk is betrokken.
Mijn stelling zal slechts geleidelijk in het verhaal worden onthuld en aan het eind
op de voorgrond treden.
Om deze chronologische reis te ondernemen denk ik dat de Bijbel zelf de beste
leidraad en de eerste gids moet zijn.
Het loopt allemaal inderdaad alsof de indeling van de Pentateuch, in vijf boeken
met perfect omschreven thema's, de meest exacte metafoor is voor de
belangrijkste etappes in de geschiedenis van het Joodse volk.
Of beter, alles verloopt alsof elk van de vijf boeken bij voorbaat een beschrijving
geeft van de geest van elk van de vijf fasen in de reële geschiedenis van het volk,
dat ze heeft geschreven. Natuurlijk gaat het slechts om de manier om de grote
tendensen te schetsen.
Het is hoegenaamd niet de bedoeling de Bijbel te lezen als het geheime verhaal
van historische voorspellingen.
De bestemming van de mens zal, beter dan wat dan ook, aantonen dat hij vrij
blijft om goed of kwaad te bedrijven.
Het gaat er slechts om elk historische periode onder de auspiciën te plaatsen van
een van de vijf delen van de Pentateuch, omdat het onderwerp ervan iedere keer
op intrigerende wijze verwijst naar wat in die periode wezenlijk op het spel staat.
Zo kan eerst Genesis ( in de Bijbel het verhaal van de oorsprong van de wereld tot
en met de dood van Jozef in Egypte) licht werpen op de periode, die zich in de
reële geschiedenis uitstrekt van het ontstaan van het Joods volk rond Abraham tot
de vernietiging van de tweede tempel.
Het gaat in beide gevallen om het ontstaan van een volk en zijn wetten, om zijn
verhouding tot de wereld en het geld.
In beide gevallen eindigt alles met de aankomst van de Joden in een oord van
ballingschap: Egypte voor de enen, het Romeinse Rijk voor de anderen.
Dan komt Exodus, het Bijbelboek dat het verblijf in Egypte vertelt met de
hoopvolle uittocht naar de Sinaï.
Dit kan corresponderen met een periode van een millennium, van ballingschap in
het Romeinse Rijk tot het veelbelovende vertrek naar het christelijke Europa.
Na het jaar duizend beginnen, als een echo van Leviticus ( het boek over de
wetten van de ballingschap en de verwachting van het beloofde land), de
strubbelingen van het Joodse volk in de klauwen van de Europese heersers, in
Spanje, in de Nederlanden, in Brazilië, in India of in Polen, tot de Amerikaanse
Revolutie.
De wetten verklaren waarom het volk overleefde.
Dan komt het tijdperk Numeri ( dat in de Bijbel de Joden van het gouden kalf in
de Sinaï naar de gevechten voor de poorten van Kanaän voert), tijdperk van
economische overvloed en demografische groei, gevolgd door massale
slachtingen en de aankomst in het beloofde land. Precies zoals in de reële
geschiedenis de wondere beloften van de Verlichting indirect naar de Shoah en
de oprichting van de staat Israël hebben geleid.
Enkele van de overlevenden stichten dan de nieuwe staat, die intussen
opeenvolgend in handen valt van de Hittieten, de Filistijnen, de Apirus, de
Kanaänieten, de Hyksos, de Egyptenaren, de Babyloniërs, de Perzen, de Grieken,
de Romeinen, opnieuw de Perzen de Byzantijnen, de Omajjaden, de
Abassiedende, de Kruisvaarders, de Fatimieden, de Mammelukken, de Ottomanen
en de Engelsen, zonder dat de Joden ooit hun aanspraak op het gebied opgeven.
En dan ontvouwt zich de periode waarin we ons nu nog bevinden.
Ze weerklinkt in Deuteronomium, met de beschrijving van de wetten voor een
morele samenleving, die de volkeren toestaat hun identiteit met en tegen het geld
te verdedigen.
In deze onzekere tijden, waarin de wederzijdse erkenning van de naties in het
Midden-Oosten in ruime mate de voorwaarden voor oorlog of vrede in de wereld
bepaalt, loont het de moeite de lessen te trekken uit dit duizendjarige
nomadenbestaan. Tot we erin slagen- die hoop wekt althans het vijfde boek- de
nieuwe barbarij van het geld te omzeilen door de meest veelbelovende beschaving
te ontwerpen., die van gastvrijheid."
Bronnen: De Joden, de wereld en het geld van Jacques Attali en Ephraim Kinson
Dag.
September 2010.