MOEDER WAAROM REDENEREN WIJ?
'Een brein ter grootte van een planeet, en zie wat voor klusjes ze me laten opknappen', zo verzucht Marvin de chronische depressieve robot, één van de personages in Douglas Adams' onsterfelijke The Hitchhiker's Guide to the Galaxy. Marvin ging gebukt onder zijn ontzagwekkende intelligentie. Wat heb je aan zo'n groot hoofd, als het je enkel kopzorgen bezorgt? Die vraag zou elke telg van Homo sapiens zich kunnen stellen. Een groot brein is geen onverdeelde zegen. Naar biologische maatstaven is de hersenmassa die we overal meezeulen onder onze schedelpan, in verhouding tot ons lichaamsgewicht, ronduit buitenissig. Zelfs wanneer u geen bijzondere denkkracht verricht - en ik zal u niet te hard op de proef stellen - slorpt uw brein 20% van uw totale energiebudget op.
Mede door ons grote brein, worden mensenkinderen veel vroeger ter wereld gebracht dan je van een zoogdier van die omvang zou verwachten. De eerste jaren van ons leven zijn we dan ook volstrekt hulpeloos. En dan nog is de schedel van baby's levensgevaarlijk groot: voor de uitvinding van de moderne geneeskunde stierven 15 moeders op 1.000 tijdens de bevalling. Natuurlijke selectie zou zo'n kostenplaatje nooit toestaan, indien er geen belangrijke voordelen tegenover stonden. Maar wat moeten we in vredesnaam aanvangen met al die grijze massa? Een brein is handig om de wereld te verkennen, dat spreekt voor zich. Ons vermogen tot abstract redeneren laat ons toe om de natuur en onze medemens te doorgronden, voorspellingen te maken en strategieën uit te denken om ons biologische imperatieven te vervullen.
Maar waarom vertellen psychologen ons dan dat we vatbaar zijn voor een hele waslijst aan drogredenen en misvattingen? Denk aan Het feilbare denken van Daniel Kahneman, het boek Oogklepdenken van Ruben Mersch, of desnoods - als u helemaal ten einde raad bent - mijn eigen boek met Johan Braeckman over de nood aan kritisch denken: De ongelovige Thomas heeft een punt. Vanwaar al die blinde vlekken, vooroordelen, denkfouten? Wat heb je aan zo'n uit de kluiten gewassen brein, als het je alleen maar met onzin opzadelt?
Geboren advocaten of waarheidsvorsers?
De laatste decennia hebben evolutiepsychologen een hele waaier aan hypothesen ontwikkeld die de valkuilen van ons denken moeten verklaren. Evolutie is een blind en doelloos proces, dat niet altijd tot optimale resultaten leidt. Soms zijn ook afwegingen nodig: beter een hoop onschuldige fouten maken dan één fatale blunder. Mogelijk zijn sommige waanbeelden ook rechtstreeks adaptief: ze bevorderen onze overleving en de verspreiding van onze genen (denk aan de rooskleurige illusies die we over onszelf koesteren).
De meest verrassende en uitdagende hypothese van de afgelopen jaren werd ontwikkeld door de Franse filosoof Hugo Mercier, in samenwerking met de cognitieve wetenschapper Dan Sperber. Volgens hen vergissen we ons over de biologische functie van ons redeneervermogen. Doorgaans gaan we ervan uit dat ons brein dient om tot waarheid te komen, om objectieve kennis op te doen over de wereld. Maar volgens Mercier en Sperber onderschatten we de sociale dimensie van ons redeneervermogen. De mens is een groepsdier bij uitstek. Wat als de oorsprong van de rede niet ligt in een eenzame zoektocht naar waarheid, maar in een poging om anderen te overreden? Wat als we geboren advocaten zijn, eerder dan waarheidsvorsers?
Bevestigingsoordeel
Volgens Mercier & Sperber vallen een heel aantal puzzelstukjes van onze mentale huishouding daarmee op hun plaats -- zaken die ons anders bizar en irrationeel voorschijnen. Neem het beroemde bevestigingsvooroordeel. Mensen zijn steeds geneigd om te zoeken naar wat hun eerdere opvattingen bevestigt, in plaats van ze kritisch in vraag te stellen. In de klassieke visie geldt dat als een hardnekkige vorm van irrationaliteit. Experimenteel onderzoek wijst echter uit dat mensen perfect begrijpen hoe je een stelling moet weerleggen, en ook bereid zijn dat te doen. Op voorwaarde dat het niet de hunne is. Als de functie van onze rede echter is om anderen te overreden, dan heeft het weinig zin dat we met tegenwerpingen voor de dag komen. Dat helpt onze zaak niet echt vooruit. Beter om onze gesprekspartner te overstelpen met zoveel mogelijk positieve argumenten. De tegenwerpingen krijgen we vanzelf wel op ons bord.
Logische vraagstukken waar we onze tanden op stuk bijten, worden plots inzichtelijk als we ze in een sociale context plaatsen, als we een tegenstrever in het spel brengen. In de beroemde Wason selectie-taak bijvoorbeeld, krijgen mensen vier kaarten voorgelegd en moeten ze een vraagstuk oplossen. "Op de zichtbare kant van de vier kaarten staat, '3', 'A', '4' en 'B'. Beschouw de volgend regel: als er een oneven cijfer staat op de ene kant van een kaart, dan staat op de ommezijde een klinker. Welke kaarten moet ik omdraaien om die regel te toetsen? De meeste mensen geven een voorspelbaar fout antwoord: ze gaan enkel op zoek naar kaarten die de stelling bevestigen, in plaats van potentieel ontkrachten (hier is het juiste antwoord: kaart '3' en 'B'). Geef de stelling echter een sociale dimensie, waarbij je bedrog probeert op te sporen, en iedereen geeft het juiste antwoord. "Stel dat je barman bent en niet wil dat minderjarigen alcohol drinken. Wie of wat moet je controleren, als er vier mensen voor je zitten: een 15-jarige, iemand die een whisky drinkt, een 21-jarige, of iemand die een cola drinkt?"
Epistemische waakzaamheid
De theorie van Mercier en Sperber zou ook onze merkwaardige neiging verklaren om niet de keuzes te maken die we zelf de beste vinden (een vakantiebestemming, een hobby, een streekbier), maar vooral de keuzes waarvoor we expliciete argumenten kunnen bedenken. Vanuit een klassiek beslissingsmodel klinkt dat irrationeel, maar vanuit een argumentatief oogpunt is dat verklaarbaar: we zoeken naar redenen om onze keuzes te verantwoorden ten opzichte van anderen. Natuurlijk is zo'n instrumentele benadering van de rede een dubbelsnijdend zwaard. Anderen kunnen het ook tegen ons gebruiken. Als iedereen zich gedraagt als een advocate die haar pleit wil winnen, kunnen we maar beter filters ontwikkelen voor wat men ons probeert wijs te maken. In de literatuur heet dat epistemische waakzaamheid.
We beschermen ons tegen vormen van manipulatie die we op onze beurt ook zelf toepassen. Evolutie vertoont vaak dergelijke wapenwedlopen, waarbij strategische zetten en tegenzetten elkaar opvolgen. Op dat punt lijkt het toch dat de klassieke opvatting van rationaliteit langs een achterpoortje terug wordt binnengeleid. Want hoe maken we een onderscheid tussen iemand die ons voor zijn kar wil spannen, en iemand die echte redelijke gronden heeft voor wat hij ons probeert wijs te maken? Daar kunnen we maar beter een kritisch denkvermogen voor ontwikkelen, dat tegenstrijdigheden opspoort, argumenten tegen elkaar afweegt, informatie toetst aan onze achtergrondkennis, enzovoort. Natuurlijk zullen de meest gewiekste van onze tegenspelers daarop anticiperen, en zelf al rationele of quasi-rationele argumenten bedenken voor wat ze ons op de mouw willen spelden. En hetzelfde geldt voor ons, wanneer we anderen voor onze kar willen spannen. Geen wonder dat we zo'n groot brein met ons meezeulen.

De auteur is wetenschapsfilosoof aan de UGent en doctoreerde en publiceert over pseudowetenschap.

Maarten Boudry
Bron: Liberales.be

juni 2014