Sprookje 1:
Democratie is nodig om de middelen in de samenleving rechtvaardig te
verdelen en om de zwakkeren te helpen.
Maar ( kan men eventueel tegenwerpen): is democratie niet op zijn minst
nodig om te zorgen voor een eerlijke verdeling van de welvaart?
In de politiek wordt erg veel gesproken over 'eerlijk delen.'
Om te beginnen: voordat middelen überhaupt kunnen worden verdeeld,
moeten ze eerst worden geproduceerd.
Dat gebeurt door productieve burgers.
De overheid is niet gratis, ook al denken mensen dat vaak.
Zeker de helft van wat door productieve mensen wordt verdiend, wordt
door de overheid ingepikt en vervolgens aan allerlei doelen besteed.
Maar als we er even van uitgaan dat de staat geld behoort te herverdelen,
dan nog is de vraag, levert dat een 'eerlijke 'verdeling op?
Komt het terecht bij mensen, die het echt nodig hebben?
Was het maar waar.
Belastinggeld en subsidies komen vooral terecht bij belangengroepen.
Allerhande lobbyclubs voeren een eindeloze strijd om subsidies, privileges,
baantjes en voorrangsposities.
Iedereen verdringt zich voortdurend rond de trog, waarin de 'publieke
'middelen zijn gestort. Parasitisme, cliëntelisme en slachtofferschap
worden hierdoor gestimuleerd, individuele verantwoordelijkheid en
zelfredzaamheid worden ontmoedigd.
Voorbeelden van kapitaalkrachtige, hoogopgeleide belangengroepen, die
van dit systeem profiteren, zijn : de publieke omroep,
ontwikkelingsorganisaties, banken, grote concerns die miljarden krijgen
voor projecten, milieuorganisaties en dergelijke.
Die weten subsidies te regelen, omdat ze rechtstreeks toegang hebben tot
de macht.
De grootste 'netto-ontvangers' zijn natuurlijk de ambtenaren, die het
systeem uitvoeren en die er wel voor zorgen dat ze 'onmisbaar' zijn en die
zichzelf vette salarissen toebedelen.
Belangengroepen ontvangen niet alleen subsidies, maar weten ook de
regelgeving zodanig te beïnvloeden dat zij profiteren ten koste van de rest
van de samenleving.
http://archief2011.geweta.com/Linkseclubjes.html
Daarvan zijn talloze voorbeelden te geven.
Denk aan importrestricties en quota, waar de landbouwsector van
profiteert en die de prijzen van levensmiddelen opdrijven.
Of aan vakbonden, die samen met politici zorgen voor het algemeen
verbindend verklaren van cao's, waardoor concurrentie op de
arbeidsmarkt wordt beperkt.
Dit gaat ten koste van de laagst opgeleiden, die door dit systeem te duur
worden om door een bedrijf in vaste dienst te worden genomen.
Het vergunningstelsel is ook een handige manier om concurrenten buiten
te sluiten.
Zo probeert de apothekerslobby de concurrentie van drogisterijen te
blokkeren en de medische lobby de concurrentie van 'niet erkende'
zorgverleners.
De medische lobby zorgt er ook voor dat er niet teveel artsen en tandartsen
worden opgeleid aan de universiteiten, om de concurrentie te beperken.
Een ander voorbeeld is het systeem van patenten en copyrights, die door de
overheid worden verleend aan bestaande concerns om nieuwkomers buiten
de deur te houden.
Maar kunnen de kiezers niet in opstand komen tegen de speciale voordelen
die lobbygroepen genieten?
Dat kan in theorie wel, maar het gebeurt in de praktijk meestal niet.
Dat komt omdat de directe voordelen die belangengroepen ondervinden
van 'hun 'speciale regeling veel groter zijn dan de directe, die het grote
publiek ervan ondervindt.
De belangengroepen zijn dus super gemotiveerd om die voordelen te
behouden, terwijl de grote massa van de keizers er meestal te weinig direct
belang bij heeft om in verzet te komen. Als de suiker een cent per kilo
duurder wordt door importheffing, kan dat voor de Staat en de
binnenlandse suikerproducenten heel lucratief zijn, maar voor de
individuele consumenten is het te weinig om tegen in het geweer te komen.
Niettemin leiden al dit soort regelingen samen tot fors hogere kosten- en
dus een lagere levenstandaard- voor al die mensen die de weg naar Den
Haag minder goed weten te vinden. Op deze manier verwordt
democratische politiek onvermijdelijk tot een herverdelingsmachine
waarvan de meest invloedrijke en het best georganiseerde clubs het meest
profiteren ten koste van degenen die buiten de bevoorrechte boten vallen.
Veel mensen zijn bang ( beter gezegd: ze worden bang gemaakt) dat als
onderwijs, gezondheidszorg, openbaar vervoer, woningbouw, enzovoort,
worden overgelaten aan 'de krachten van de vrije markt, 'de armen en
zwakkeren' worden uitgesloten.
Maar als je kijkt hoe de vrije markten werken, dan zie je dat daarin de
zwakkeren heel goed worden bediend.
Neem de supermarkten, die in onze allerbelangrijkste levensbehoefte
voorzien: voedsel.
Ze leveren kwaliteit, tegen weinig geld en er is keus voor iedereen.
De innovatie en concurrentie van de vrije markt heeft ervoor gezorgd dat
producten als mobieltjes, auto's en verre reizen, die eerste alleen
betaalbaar waren voor de rijken,
nu ook kunnen worden gekocht door arbeiders en studenten.
Als de bejaardenzorg net zo zou zijn georganiseerd als het
supermarktwezen, zonder bemoeienis van de staat, zou dat dan ook niet
veel beter werken?
In die situatie kunnen bejaarden, bejaardeninstellingen en verplegers zelf
onderling bepalen welke diensten worden geleverd tegen welke prijs.
Bejaarden en hun familie zouden meer controle hebben over hoe de zorg
eruit zou komen te zien.
Komt 'de kwaliteit' dan niet in gevaar, als de staat zich niet meer zou
bemoeien met de scholen, ziekenhuizen en zorginstellingen?
Eerder andersom.
Wat zou de kwaliteit zijn onze levensmiddelenwinkels als die zouden zijn
georganiseerd zoals de ziekenhuizen of de scholen?
Je kunt niet verwachten van een handvol 'specialisten' in de Tweede Kamer
dat zij in staat zijn om omvangrijke en complexe sectoren als onderwijs en
zorg te bestieren.
Met hun eindeloze hervormingen, nota's, notities, vernieuwingscommissies,
knelpuntreportages, richtlijnen, handreikingen en bezuinigingen
produceren ze uiteindelijk niets anders dan alleen maar meer en meer
bureaucratie.
De echte specialisten zitten in de scholen en de ziekenhuizen.
Die weten het meest af van hun vak en zijn het beste in staat om hun
instelling efficiënt te organiseren.
En als ze dat niet goed doen, zullen ze het domweg niet redden in een vrije
markt.
Zonder de bemoeizucht van de overheid zal de kwaliteit van het onderwijs
en de gezondheidszorg er dan ook op vooruit gaan, in plaats van achteruit.
Bureaucratie, wachtlijsten en overvolle klaslokalen zullen verdwijnen.
Smerige supermarkten met slecht eten, of opticiens met wachtlijsten van
een half jaar, bestaan immers ook niet.
Die hebben geen kans in de markt.
Natuurlijk is er altijd een groep mensen in de samenleving, die niet in staat
is om zichzelf te redden.
Die mensen hebben hulp nodig, maar het is niet nodig om daarvoor het
gigantische herverdelingsapparaat in het leven te roepen, dat ons
democratische stelsel ons heeft gebracht. Die kunnen heel goed worden
geholpen door particuliere liefdadige instellingen- en door iedereen die
vindt dat ze moeten worden geholpen.
Het idee dat we de democratie daarvoor nodig hebben is een camouflage
van de eigenbelangen, die met het democratische
herverdelingsmechanisme zijn gemoeid.
De schrijvers van dit artikel uit het boek: 'De democratie voorbij": Frank
Kartsen en Karel Beckman, zijn wel erg overtuigd van de integriteit van de
particuliere ondernemen.
Indien we om ons heen kijken zijn er toch erg veel instellingen en
ondernemingen, die door de overheid zijn afgestoten aan de vrije markt,
waar als heel snel het faillissement e.d. voor de deur stond.
NS en Pro-rail zijn nu niet bepaald een zegen voor de samenleving ,
hetgeen de NS wel was als een onderdeel van de overheid.
Alle corruptie in de burgersector van bedrijven, die eens van de overheid
waren, is nauwelijks te overzien.
Karstens en Beckman hebben nog teveel de samenleving van vóór nieuw
links in hun gedachten.
Particuliere ondernemingen en instellingen zijn voor wat betreft corruptie,
machtsmisbruik, vriendjespolitiek e.d. meegegroeid met de overheid.
De vrije markt is een ideaal om naar te streven maar zal altijd- omdat niet
computers maar mensen hun stempel op de samenleving drukken- een
utopie blijven.
Als 'bewijs' een kort gedichtje van Pamela Hemelrijk:
De Mens, wordt gezegd, is geneigd tot Het Kwaad
Dus hebben wij dan ook een staatsapparaat
Om ons te vertellen hoe of dat het hoort
En ons te weerhouden van doodslag en moord
Dit zegt men - en iedereen slikt dat als koek
Als niemand ons leidt is het einde toch zoek?
Maar er zit een addertje onder het gras:
Staatslieden zijn óók van het menselijk ras
Dag.
maart 2013