Iedereen een tokkie
Theodore Dalrymple fulmineert in zijn nieuwe boek Beschaving, of wat ervan over is tegen het
hypocriete, gemakzuchtige en zelfvoldane gedachtegoed van de progressieve politieke en
culturele voorhoede dat volgens hem een vernietigend effect op onze samenleving heeft
gehad. Deze voorhoede is volgens Dalrymple de hoofdschuldige aan het ontstaan van onze
verzorgingsstaat waarin mensen zich onverantwoordelijk kunnen gedragen zonder dat het hen
financiële nadelen oplevert. En die voorhoede heeft onze cultuur zover afgebroken dat
onverantwoordelijk gedrag niet langer moreel verwerpelijk wordt gevonden.
Alleenstaande moeders met vijf kinderen van vijf verschillende mannen krijgen een uitkering,
kinderbijslag, gratis gezondheidszorg en een gesubsidieerde sociale woning. De vijf vaders
hebben ook allemaal recht op een uitkering die ze niet aan de opvoeding van hun kinderen
maar aan hun egoïstische pleziertjes mogen besteden. Hangjongeren, chronisch werklozen en
anderen die overlast veroorzaken of niet voor zichzelf kunnen of willen zorgen, worden
beloond met subsidies en hulpprojecten. Onverantwoordelijk gedrag loont, waardoor er
vanzelf steeds meer van komt.
Onze beschaving is volgens Dalrymple in verval, waardoor onverantwoordelijk gedrag moreel
steeds meer acceptabel wordt. De progressieve mandarijnen van onze cultuur lijken te
geloven dat de mens van nature een nobele wilde is die door onze vervloekte beschaving wordt
gecorrumpeerd. "Perioden van wreedheid in de menselijke geschiedenis worden door hen
gepresenteerd als bewijs dat beschaving en cultuur een schijnvertoning zijn die wordt
opgevoerd om cynische materiële belangen te verbergen." Tegenover de zweverige
hersenschim van de nobele wilde zet Dalrymple zijn orthodoxe geloof in de erfzonde. Het is
jammer dat Dalrymple de sociobiologie niet kent, die zowel de neiging tot het goede als het
kwade een plaats toekent in ons DNA. Dalrymple spreekt over "de permanente verleiding tot
wreedheid en barbarij in de menselijke natuur" die moet worden "onderdrukt door wetten en
tradities" en door "het streven naar beschaving en cultuur." "Beschaving is de som van alle
activiteiten die mensen in staat stellen boven een puur biologisch bestaan uit te stijgen en te
reiken naar een rijker geestelijk, esthetisch, materieel en spiritueel leven." Alleen wanneer we
leren dat onze behoeften niet ogenblikkelijk bevredigd kunnen worden en we ons realiseren
dat we onze dierlijke impulsen moeten beheersen, kunnen we beschaafd en dus werkelijk
menselijk worden. "Om het kwaad af te wenden, zullen we altijd meer nodig hebben dan een
goede sociale politiek: individuele zelfbeheersing en bewuste behoeftebeperking zullen altijd
nodig zijn."
Niet alleen sociale wetenschappers, juristen, filosofen, politici en geestelijken beïnvloeden de
richting waarin onze cultuur zich ontwikkelt, maar ook schrijvers, regisseurs, journalisten,
kunstenaars en zelfs popmusici. Zij zouden allen hoeders van onze beschaving moeten zijn,
maar ze relativeren juist haar belang, vindt Dalrymple. Progressieve wetenschappers
ontkennen het belang van het gezin als hoeksteen van de samenleving en beschrijven het
traditionele gezinsleven als een bron van frustraties, psychoses en trauma's. Een andere
hoeksteen, het onderwijs, is ook in verval. Kinderen verlaten de middelbare school zonder
historische feitenkennis en zonder dat ze een band met ons verleden en onze cultuur hebben
opgebouwd. In plaats daarvan hebben ze dat verleden en die cultuur leren minachten, omdat
lessen worden gegeven in het licht van een 'weg met ons' mentaliteit. De geschiedenis is in
minachtende termen herschreven onder invloed van vrouwen-, homo- en minderhedenstudies,
die hedendaagse grieven en politieke modes op het verleden projecteren. Dalrymple
benadrukt dat alles wat waardevol is uit het verleden behouden dient te blijven en taboes
essentieel zijn om een beschaving te behouden. Daarom keurt hij de mentaliteit af van
hedendaagse kunstpausen volgens wie kunst altijd vernieuwend en taboedoorbrekend moet
zijn. Dalrymple schetst een ontwikkeling in de kunst richting degeneratie en ethisch en moreel
nihilisme. De weg omlaag loopt van de latere werken van Miró, die lukraak verf op het canvas
smeet en er willekeurig gaten in sneed, tot een tentoonstelling van de eens eerbiedwaardige
Engelse Royal Academy waarin de 'topstukken' zijn gemaakt van olifantenmest of bestaan uit
een tekstcollage met uitroepen zoals "Picasso he just did whatever the fuck he wanted" Leven
en kunst imiteren elkaar. Taboes op vulgariteit die in de kunst worden doorbroken, doorbreekt
het gewone volk in het dagelijks leven. Dalrymple woonde eens een voetbalwedstrijd bij
(natuurlijk niet als fan, maar omdat hij ter plekke cultuurfilosofische observaties verrichtte
voor een tijdschrift). Naast hem zaten "een man die er volkomen normaal en beschaafd uitzag
en zijn zoon van elf die zich netjes gedroeg. Tijdens de wedstrijd sprong de vader plotseling op
en begon, tegelijk met duizenden andere toeschouwers, te scanderen 'Who the fuck do you
think you are?'"
Dalrymple kan scherp beargumenteren waarom progressieve denkbeelden een negatieve
invloed op onze beschaving kunnen hebben, maar hij verzwakt zijn argumentatie door alle
moderne fenomenen die toevallig niet zijn cup of tea zijn (zoals het wettelijk gelijkstellen van
samenwonen en getrouwd zijn, adoptie door homoparen of het recht op kunstmatige
inseminatie van lesbische stellen) op een glijdende schaal te plaatsen in de richting naar
extreem moreel verval. Zo betreurt hij dat in 1959 in Engeland de wet tegen obscene
publicaties werd versoepeld. Prompt dwong uitgeverij Penguin een proefproces af om de
eerste ongecensureerde publicatie in Engeland van D. H. Lawrence's Lady Chatterley's Lover
mogelijk te maken. Penguin won en Dalrymple concludeert achteraf dat daarmee het hek van
de dam was en alle mogelijke perverse viezigheid zomaar kon worden gepubliceerd.
Dalrymple is bepaald geen voorstander van de seksuele revolutie. "Alle beesten doen aan
seks, maar alleen de mens bedrijft de liefde. Als seks wordt ontdaan van de betekenis die
alleen de sociale conventies, religieuze taboes en individuele zelfbeheersing (die zo worden
geminacht door de seksuele revolutionairen) eraan kunnen toevoegen, blijft niets over dan
een eindeloos en uiteindelijk zinloos en saai zoeken naar een transcendent orgasme."
Inmiddels heeft de seksuele revolutie ook de onderklasse bereikt. Dalrymple: "de oogst is het
verwaarlozen en mishandelen van kinderen, ziekelijke jaloezie, seksueel geweld en primitief
egocentrisme. De eeuwig werklozen leiden een ruwe en vaak gewelddadige versie van het
leven dat werd geportretteerd Les Liaisons Dangereuses." Als ultieme uitwas van deze
'seksuele bevrijding' noemt Dalrymple de verkrachting en het vermoorden van twaalf mensen
door het Engelse echtpaar Frederick en Rosemary West in de periode tot hun arrestatie in
1994. "Hun libido's overwonnen de kracht van de rede. Zij vertelden hun slachtoffers dat
verkrachting 'natuurlijk' was." Dit alles vond volgens Dalrymple plaats in een
maatschappelijke context waarin "zelfdiscipline niet werd gezien als een noodzakelijke
voorwaarde voor vrijheid en men aan iedere bevlieging mocht toegeven."
Toch heeft de vulgarisering nog niet de hele samenleving in haar greep, want anders zouden
de zedenpreken van Dalrymple niet alom aftrek vinden. Hij schrijft niet alleen voor het Britse
opinieblad The Spectator, maar ook voor een aantal kranten die het hele politieke spectrum
bestrijken, zoals The Daily Telegraph, The Guardian en de tabloid The Daily Mail.
Beschaving, of wat ervan over is, is alweer zijn zevende boek en het vorige, in het Nederlands
vertaald als Leven aan de onderkant, werd in bladen van diverse pluimage gunstig ontvangen.
Dalrymple is dan ook niet een rabiate reactionair die vanachter een dikke sigaar de linkse
kerk en de onderklasse een beetje zit af te katten. In het dagelijks leven is hij Anthony Daniels
(1949), een arts en psychiater, die vanuit idealisme en compassie ervoor gekozen heeft zijn
praktijk op te zetten bij de allerarmsten: respectievelijk op het Afrikaanse platteland, in een
Engelse achterbuurt en in de gevangenis. Daar heeft hij met eigen ogen gezien hoe schadelijk
de progressieve idealen, waarmee hij vroeger zelf was geïnfecteerd, uitpakken voor het
gewone volk - terwijl die idealen bedacht waren om die mensen te helpen.
Dalrymple is de eerste om toe te geven dat hij al eerder geattendeerd had moeten zijn op de
onbedoelde nadelige consequenties van armenzorg. Vol lof bespreekt hij Mémoire sur le
paupérisme dat de Franse historicus en politicus Alexis de Tocqueville in 1835 publiceerde.
De kosmopoliet De Tocqueville had rondgereisd in Europa en Amerika en constateerde dat in
het land dat verreweg het rijkste was, namelijk Engeland, maar liefst een zesde van de
bevolking volledig afhankelijk was van de bedeling - een veel groter percentage dan in
bijvoorbeeld Spanje en Portugal die toen straatarm waren. In Engeland hadden paupers al
sinds de zestiende eeuw recht op armenzorg. Dat recht was hun verleend door koningin
Elizabeth, omdat na de ontmanteling van de kloosters en de confiscatie van kerkelijke
bezittingen door haar vader, Hendrik de Achtste, de Engelse straten wemelden van de
bedelaars. Toen de katholieke kerk nog machtig was in Engeland steunde zij de
hulpbehoevenden, maar wel op voorwaarden: zij moesten de aalmoezen verdienen in het zweet
huns aanschijns en een godvruchtig bestaan leiden. Sinds de tijd van Elizabeth waren die
bevoogdende en vernederende eisen afgeschaft en was steun een recht geworden. De
Tocqueville nam de gevolgen waar: de paupers werden in de verleiding gebracht om geen
enkele inspanning te verrichten zich materieel of geestelijk te verbeteren en leefden soms als
beesten. Nu was het bestaan als pauper in vroeger eeuwen niet comfortabel en er werd ook
nog op je neergekeken - maar dat geldt tegenwoordig niet meer. Dus - en dat voegt Dalrymple
aan De Tocqueville toe - verpaupert in de hedendaagse verzorgingsstaat de hele cultuur.
Hoewel Dalrymple schrijft voor een Brits publiek, zijn de sociale verschijnselen die hij aan de
kaak stelt ook aan te treffen in andere Europese landen. Zo heeft Nederland ook een
onderklasse van Tokkies. Dalrymple heeft evenwel een scherp oog voor kleine, maar
belangrijke verschillen tussen landen. Italië heeft op papier een nog loggere bureaucratie dan
Engeland en Nederland. Maar goddank zijn Italianen corrupt - als burger, als zakenman en
als ambtenaar. Dankzij de massale belastingontduiking en de officieuze schaduweconomie
heeft Italië zich in een halve eeuw tijd van één van de armste Europese landen ontwikkeld tot
één van de rijkste. Omdat de Italiaanse overheid en de Italiaanse verzorgingsstaat niet te
vertrouwen zijn, hebben Italianen hun individuele zelfstandigheid en de traditionele familie-
en vriendschapsbanden niet ingeruild voor afhankelijkheid van de staat. En de traagheid van
de ambtelijke molens wordt omzeild door mensen om te kopen. Het beste is natuurlijk, stelt
Dalrymple, een integere en beperkte ambtenarij. Maar in Nederland en Engeland is die niet
beperkt. En dat creëert veel frustraties - niet alleen bij ondernemers, maar ook bij
uitkeringstrekkers. De hulp waarop zij recht hebben, krijgen ze niet, te laat of op de verkeerde
manier, door de incompetentie van ambtenaren of complexe procedures.
Beschaving, of wat ervan over is, is een bundeling van artikelen uit de periode van 1996 tot
2004. Ze hebben allemaal wel iets met het centrale thema te maken, maar soms niet zoveel.
Irritanter is dat ze niet zijn geactualiseerd. Zo kraakt Dalrymple de seksuele revolutionair
John Money af. Money bracht het kulverhaal in omloop dat een jongensbaby wiens penis bij
de besnijdenis per ongeluk was geamputeerd met succes (en met hulp van vrouwelijke
hormonen) als meisje was opgevoed. Nee, schrijft Dalrymple, hij verwierp die opgelegde
sekserol, liet zich in zijn puberteit weer tot jongen ombouwen en "is nu gelukkig getrouwd met
een vrouw." Dat is niet helemaal up to date. Een paar jaar geleden zijn ze gescheiden en vorig
jaar pleegde hij zelfmoord.
Marcel Roele
Dit artikel verscheen eerder in HP/De Tijd.
Bron: http://www.marcelroele.nl/
maart 2014