Turkije: Wolf in schaapskleren?
Syp Wynia, Elsevier.

Half februari landde in de Turkse hoofdstad Ankara een hoge delegatie van de Palestijnse terreurbeweging Hamas, die sinds kort de meerderheid in het Palestijnse parlement heeft. De delegatie was uitgenodigd door Ahmed Davutoglu, de hoogste buitenlandadviseur van Turkijes premier Recep Tayyip Erdogan. Het bezoek van Hamas was opmerkelijk, want Turkije wil graag lid worden van de Europese Unie, die, net als Turkijes bondgenoot de Verenigde Staten, geen zaken wil doen met Hamas als die de terreur niet afzweert en Israël wil blijven vernietigen. Ook was het bezoek opmerkelijk omdat Turkije doorgaat voor de belangrijkste bondgenoot van Israël in het Midden-Oosten.
Eerder dit jaar liet Erdogan zich in een privé-première een nieuwe Turkse film tonen: Irak, vallei van de wolven. De premier zei achteraf dat hij de film iedereen kon aanbevelen. 'Een prachtige film,' zei zijn vrouw Emine. Erdogans partijgenoot, parlementsvoorzitter Bülent Arinc, beaamde haar mening. 'Deze film toont de realiteit zoals ze is.' In de film zijn Amerikanen wrede slechteriken die Arabieren doden om hun organen aan joden te kunnen geven. Erdogan speelde ook al een opmerkelijke rol in de door Deense imams aangewakkerde internationale opwinding over de Deense cartoons met afbeeldingen van de profeet Mohammed. Met zijn verklaring dat de spotprenten 'een aanval op onze spirituele waarden' zijn, profileerde hij zich in die kwestie als woordvoerder van de islamitische wereldgemeenschap. 'Zo'n culturele arrogantie van enige beschaving of cultuur kan niet worden gerechtvaardigd.'
Wie is deze Recep Tayyip Erdogan? Waar komt hij vandaan, wat drijft hem? Sinds zijn partij AKP in november 2002 de absolute meerderheid in het Turkse parlement heeft en het land in haar eentje bestuurt, zet Erdogan alles op alles om Turkije lid te maken van de EU. Turkije kan zo de Europese waarden delen, meent Erdogan. Zijn partij zegt een gewone conservatieve partij te zijn, zoiets als de christendemocratische partijen in Europa.
Maar Erdogans AKP is ook de erfopvolger van islamitische partijen. Deze op de islamitische wereld gerichte partijen hingen de politieke islam aan en wilden Turkije helemaal niet op het Europese spoor zetten. Europa was volgens Erdogans leermeester Necmettin Erbakan, tien jaar geleden vanwege zijn fundamentalisme door de Turkse krijgsmacht afgezet als premier, een verdorven oord, dat door de islam moest worden gezuiverd. De Europese eenwording was in zijn ogen een katholiek en zionistisch project.
Tijdens een besloten vergadering in 1989 met aanhangers van zijn beweging Milli Görüs in Arnhem, zei Erbakan: 'De Europeanen zijn ziek. Wij hebben het medicijn om hen beter te maken. Heel Europa wordt islamitisch. Wij zullen Rome veroveren. Jullie zijn het nieuwe leger van Sultan Fatih. Europa zal de islam van jullie leren.' Die uitspraken gaven een ongebruikelijk helder kijkje in hoe de grondlegger van de Turkse politieke islam Europa zag en welke rol hij geëmigreerde Turken toedichtte.
In zijn woorden combineerde Erbakan de Turks-nationale met de islamitisch-religieuze expansiedrift. Sultan Fatih nam in 1453 de Byzantijnse hoofdstad Constantinopel in, waarna het toenmalige Ottomaanse Rijk de Balkan veroverde, maar er niet in slaagde Rome of Wenen in te nemen.
Welzijnspartij
Erbakan is de grondlegger van een reeks partijen die alle als centrale doelstelling hadden een einde te maken aan het seculiere karakter van de Turkse staat. Die partijen zijn achtereenvolgens in 1971, in 1980 en in de jaren negentig verboden, steeds na ingrepen van de Turkse krijgsmacht. De laatste ingreep leidde in 1997 tot het aftreden van Erbakan als premier. Dat premierschap was hij een jaar eerder overigens begonnen met een bezoek aan het Iran van de ayatollahs en een reeks bezoeken aan andere Arabische landen.
Nadat Erbakan buitenspel was gezet, was de hoop van zijn volgelingen gevestigd op de kwieke veertiger Erdogan. In het midden van de jaren negentig was hij op de vleugels van Erbakans Welzijnspartij burgemeester van Istanbul geworden. Hij had zich een doortastende bestuurder getoond en zo een aanzienlijke populariteit verworven.
Recep Tayyip Erdogan is in 1954 in Istanbul geboren als zoon van arme immigranten van de Zwarte Zee-kust. Na de lagere school bezocht hij de islamitische Imam Hatip-school - volgens tegenstanders een broeinest van conservatief islamisme -, ging naar de universiteit en voetbalde bij amateur- en profclubs, waar hij vanwege zijn geloofsdrift 'Imam Beckenbauer' werd genoemd. Vervolgens was hij succesvol als ondernemer.
Maar Erdogan was sinds zijn vijftiende ook politiek actief en hij steeg in de door Erbakan opgerichte en steeds verboden islamistische partijen. Als burgemeester van Istanbul wilde Erdogan alle bordelen verbieden, aparte badstranden voor vrouwen voorschrijven, gescheiden schoolbussen voor jongens en meisjes invoeren en een islamitisch cultureel centrum oprichten. Het enige wat hij voor elkaar kreeg, was dat in restaurants in Istanbul geen alcohol meer werd geschonken, een maatregel die hij sinds december afgelopen jaar in heel Turkije poogt door te voeren.
Na het verbod van de Welzijnspartij in 1998 kreeg ook Erdogan het aan de stok met justitie, omdat hij een gedicht ('De minaretten zijn onze bajonetten, de moskeeën zijn onze kazernes') had voorgelezen. Onder protest van zijn aanhangers kreeg hij tien maanden cel, waarvan hij er in 1999 vier uitzat.
Na de gevangenis beweerde Erdogan de politieke islam te hebben afgezworen en erkende hij het in Turkije sinds de jaren twintig geldende formele principe van de scheiding tussen kerk en staat. Algemeen wordt aangenomen dat die koerswijziging van Erdogan vooral tactisch van aard is. De Turkse militairen, die zichzelf als hoeders van de seculiere staat zien, lieten er in de late jaren negentig geen misverstand over bestaan dat ze geen openlijk islamitische partijen in de leiding van het land accepteren. Bovendien was de kans om veel Turken aan te spreken groter als de politieke islam er minder dik bovenop lag en de AKP als een schone-handenalternatief van de corrupte concurrentie werd gezien.
Met zijn bijgestelde principes richtte Erdogan in 2001 de Gerechtigheid en Ontwikkelingspartij op, de AKP. Geholpen door een ernstige economische crisis en het ongenoegen van veel Turken over de vaak corrupte regeringspartijen, behaalde de AKP op 3 november 2002 een klinkende overwinning, met 34,4 procent van de stemmen en tweederde van de parlementszetels.
Al op de dag van de verkiezingsoverwinning kondigde Erdogan aan alles op alles te zetten om Turkije de Europese Unie binnen te leiden. Ook dat was een scherpe, eveneens tactisch te noemen koerswijziging ten opzichte van leermeester Erbakan. De door Europa verlangde democratie en scheiding van kerk en staat vormde voor Erdogan immers een ideaal instrument om de almacht van het leger te breken, de greep van de staat op de islam op te rekken en - zoals argwanend wordt beweerd - islamitische uitgangspunten en mogelijk elementen uit de sharia in Turkije te introduceren. Het past in Erdogans strijd tegen het Turkse hoofddoekverbod op universiteiten en in andere openbare gebouwen, tegen alcohol en vóór meer islamitische scholen van het soort waar hij zelf op zat.
Vaststaat dat Erdogan een handige manoeuvreerder is. Al in december 2002 kreeg hij de EU-leiders zover een definitieve onderhandelingsdatum - twee jaar later - voor toetreding tot de EU af te spreken. In ruil gaf Turkije Europa toestemming de defensie op te bouwen. Om Europa onder druk te zetten, maakte hij gebruik van de Amerikaanse president George W. Bush, die toen nog dacht Turkije nodig te hebben om via een noordelijk front Irak binnen te vallen. Bush oefende hevige druk uit op Europese leiders. Uiteindelijk zou Erdogan geen uitvalsbasis aan de Amerikanen bieden. Het door de AKP gedomineerde Turkse parlement weigerde Amerikaanse militairen toe te laten.
De manier waarop Erdogan sinds zijn aantreden de EU benadert, is een nadere observatie waard. Rode draad is dat Turkije vindt dat het veel te lang aan het lijntje is gehouden. Voor Turkije zouden andere maatstaven gelden dan voor eerder toegetreden landen. Turkije heeft recht op lidmaatschap en Europa laat een kans liggen als het Turkije niet toelaat. Die verwijtende houding is niet nieuw - eerdere Turkse leiders namen ook vaak de klagersrol aan tegen Europa.
Maar Erdogan voegde daar een dreigende toon aan toe, vaak vermengd met de gegevens dat Turkije voor 99 procent bestaat uit moslims en EU-landen steeds grotere islamitische minderheden kennen. Niet tegemoetkomen aan de Turkse wensen, stelt Erdogan, is niet alleen een affront jegens Turkije en de Turkse moslims, maar ook tegen de hele islamitische wereld. Europa merkt het wel als de deur voor Turkije dicht blijft. De beledigde moslims in Europa zouden dat laten blijken door niet te integreren in hun nieuwe landen.
'We kunnen problemen krijgen als we onze mensen en de wereld moeten uitleggen waarom Europa de deur dichthoudt,' aldus Erdogan in 2004. 'Als Europa niet wil samenwerken of integreren, zal dat de boodschap zijn die 1,2 miljard moslims in de hele wereld te horen krijgen. De houding van mijn mensen jegens het Westen zal dan veranderen, net als in de rest van de moslimwereld.'
Een paar dagen voordat hij in december 2004 naar Brussel reisde om zijn 'onderhandelingsdatum' binnen te halen, ging Erdogan nog verder. Hij zei tegen de Europese leiders dat zij 'een hoge prijs' zouden betalen in de vorm van 'voortgaand en toenemend geweld van islamitische extremisten als de Europese Unie Turkije afwijst en bevestigt een christelijke club te zijn'.
Met het formele begin van de onderhandelingen tussen Turkije en de EU op 3 oktober 2005 waren de intimiderende uitlatingen van Erdogan niet voorbij. Regelmatig spreekt hij smalend over de EU als 'een christelijke club'. Hij weet de rellen in Franse steden van eind 2005 mede aan 'het door Frankrijk op scholen ingezette proces', waarbij hij doelt op het Franse hoofddoekverbod op scholen. Hij zei dat de Franse autoriteiten rekenschap moeten geven van de discriminatie van allochtonen en het 'negeren en beledigen van geloofsovertuigingen'. Door het hoofddoekverbod voelen allochtonen zich volgens Erdogan buitengesloten. Het dragen van een hoofddoek ziet hij als 'een mensenrecht'.
Opstand
De vraag dringt zich op of Recep Tayyip Erdogan wel is wie hij zegt te zijn: een modern en liberaal denkend politicus, die Turkije naar de moderniteit wil helpen. Die zich wil verankeren in een democratisch Europa en in de rest van het Westen. Of is hij een wolf in schaapskleren, die westerse middelen zoals de democratie misbruikt en in het kielzog van Erbakan de politieke islam combineert met assertief Turks nationalisme?
Feit is dat Erdogan slechts tien jaar geleden zei: 'Je kunt niet seculier en moslim tegelijk zijn. De anderhalf miljard moslims in de wereld wachten op de opstand van het Turkse volk. We zullen in opstand komen. Met goedkeuring van Allah zal de rebellie beginnen.' Het zou merkwaardig zijn als die opvatting volledig verdwenen is uit Erdogans beeld van Turkije en de wereld.
Erdogan leest Europa wel de les, maar onder zijn bewind hebben andere moslims dan de soennitische het nog steeds erg moeilijk in Turkije. Het Grieks-orthodoxe seminarie in Istanbul is nog steeds niet heropend. Christenen hebben feitelijk een beroepsverbod en Erdogan lijkt alleen geïnteresseerd in de waardendiscussie als hij daarmee islamistische doelstellingen kan bewerkstelligen.
Over de rol van 'Europa' blijkt hij ook nogal speciale opvattingen te hebben. Erdogan belde vorig jaar geagiteerd naar het mensenrechtenhof in Straatsburg dat het Turkse hoofddoekenverbod had gelegitimeerd. Hij vroeg hoe ze zo'n besluit konden nemen zonder islamitische geestelijken te raadplegen.
Tot dusver werd de vroegere, naar eigen zeggen veranderde islamist Recep Tayyip Erdogan in Europa, net als in de Verenigde Staten, op zijn woord geloofd als hij stelde de westerse waarden te omarmen. Het is zeer de vraag of die benadering nog kan standhouden.
Bron: Elsevier

Redactie.
Omdanks deze waarschuwing, en er zijn al veel gelijkluidende geweest, blijft een deel van de EU-top er naar streven om Turkije binnen de EU te halen. De EU is nu al een broos geheel en als er dan nog een islamitische dictator met 80 miljoen islamieten bij komt, is de islamisering van de EU bijna geheel volmaakt. Of de huidige bevolking van de EU daar blij mee zal zijn is nauwelijks voor te stellen, maar helaas zijn er vele politici die verlangend uitkijken naar de dag dat de shariawetgeving in de EU een feit is. Meer over de Turkse gruwelijkheden vind u hier en hier!
Dag
januari 2014