In Voor Europa! prediken Daniel Cohn-Bendit en Guy Verhofstadt opnieuw de revolutie. Het
boek ontstond uit woede aldus de auteurs; woede om de grote naïviteit van veel Europese
lidstaten en hun leiders. Leiders die zich wanhopig vastklampen aan hun laatste restjes macht.
Er is echter geen keuze. Ofwel zal men onherroepelijk opgaan in het grotere, machtige geheel
dat Europa uiteindelijk is of ten onder te gaan aan nationalistische stuiptrekkingen in een
geglobaliseerde wereld. Deze stelling wordt sterk onderbouwd in het boek, met uitvoerige
voorbeelden over de krimpende macht van landen als Frankrijk en Groot-Brittannië in grote
internationale organen als de VN, hoe pijnlijk ook voor de machtshebbers in deze landen.
"Het is niet zo dat de natiestaat het absolute kwaad is en dat hij van de kaart geveegd moet
worden. Toen hij in de 18de eeuw ontstond betekende dat een vooruitgang. Opeens werd het
mogelijk binnen één geopolitieke ruimte regio's, steden en dorpen te verenigen. De welvaart
nam toe en de democratie kon tot ontwikkeling komen. Maar nu zijn we een nieuw tijdperk
ingegaan, dat van de globalisering. Het machtsevenwicht speelt zich voortaan op
subcontinentaal of continentaal vlak af. Op dat niveau zal de eenheid ontstaan die tot
economische vooruitgang zal leiden en die onze belangen tegenover de rest van de wereld
veilig zal stellen", zo schrijven de auteurs.
Om een nieuwe soevereiniteit op te bouwen op wereldschaal moeten individuele Europese
landen hun zitjes in de globale structuren als de VN overdragen aan Europa. Alleen zo zullen
landen als Frankrijk en Duitsland op wereldvlak nog een rol kunnen spelen, aldus beide
auteurs. Ze tonen ook woede om de laksheid en traagheid waarmee men tot een antwoord wil
komen op de huidige crisis. Men wijst terecht op het feit dat het voor sommige regio's vijf voor
twaalf is maar voor landen als Griekenland, Portugal, Spanje, Italië en Ierland al lang vijf
over twaalf. De helft van de jongeren in Spanje is werkloos, in Griekenland perst men de
laatste restjes uit de bevolking met onhoudbare belastingen en besparingen terwijl het echte
probleem, het cliëntelisme niet wordt aangepakt.
Ook België staat met de Dexia deal op de rand van de afgrond, al wil men dit niet beseffen,
terwijl Frankrijk de grootste kosten op België wil afschuiven. Dit zijn in de eerste plaats
wanhoopspogingen om de desastreuze gevolgen van nog een bankenfiasco af te wimpelen op
een andere natiestaat. Men lijkt niet te willen zien dat een bankencrisis in deze tijden altijd
meerdere landen zal treffen. Een structurele aanpak is dan ook niet meer dan noodzakelijk. De
auteurs pleiten voor een Europa dat de richting uittekent en natiestaten die deze implementeren
en doorvoeren. Met een geïntegreerd asielbeleid, één defensie, een gezamenlijk buitenlands
beleid, maar vooral een geïntegreerd financieel beleid dat banken kan controleren, kan
bestraffen, kan belasten en kan wijzen op hun verantwoordelijkheden.
De soevereiniteit van dit Europese Federalisme zal af te lezen zijn uit een reëel Europees
budget dat door middel van rechtstreekse belastingen en niet via de natiestaten aan Europa zal
worden toegekend en dat de nationale beleidsvormen kan ondersteunen terwijl het de
autonomie van de nationale begrotingen kan respecteren. De auteurs verwijzen hiervoor naar
de VS waar het federale budget zo'n 23% uitmaakt van het Amerikaanse BBP, terwijl de staten
hun begrotingen autonoom opstellen met een 'no bail out-clausule', dat verbiedt staten te
redden die hun financiële verplichtingen niet nakomen. De auteurs stellen een federaal budget
voor van 10 procent van het Europese BBP dat is zo'n 1200 miljard per jaar, met
geloofwaardige politieke beleidsmensen aan het hoofd. Nu is dit 1%. Voor de burgers zal er
niets veranderen aangezien zij altijd hun 40 à 50% fiscale en parafiscale lasten betalen, alleen
zal een deel naar Europa gaan en een ander deel naar de staten.
Dat Europese budget is cruciaal in het tegengaan van de crisis. De Amerikaanse schuld, maar
ook de Japanse schuld (200% van het BBP) is veel groter dan deze van de Europese Unie in zijn
geheel. Het grote probleem is de financiering. Japan en de VS kunnen zelf geld bijdrukken, de
individuele Europese lidstaten kunnen dit niet. Bovendien staan er achter de Yen en de dollar
één solide overheid, één regering, één administratie. In een federaal Europa met een eigen
budget en een sterke Unie zou de huidige schuldencrisis onbestaande zijn. De problemen van
Griekenland en Spanje zouden niet sterker doorwegen dan deze van Californië of Rhode Island
op de VS.
De auteurs schreven ook uit woede tegen de nationale elites die maar aanmodderen. Elites die
denken dat Europa eruit kan geraken wanneer zeventien landen samen zitten, terwijl 20
Europese toppen uitvoerig bewezen dat dit niet het geval is. Volgens hen is er dan ook maar één
oplossing. Er is een sprong voorwaarts nodig naar een geïntegreerd Europa, anders is de euro
gedoemd te mislukken. Er moet een echte Federale Europese Commissie komen die een echte
regering wordt. Een regering met een rechtstreeks verkozen voorzitter, twee kamers; een
Europees parlement en de Kamer van de Lidstaten. Rechtstreekse verkiezingen samen met een
rechtstreekse financiering moet de Europeanen meer controle geven. Een rechtstreekse
controle door de burger is op dit ogenblik onmogelijk want alle Europese beslissingen gaan via
de Raad.
De weerstand van de huidige machthebbers brengt in de eerste plaats haar eigen nationale
bevolking in gevaar. De auteurs eisen meer regelgeving in een steeds groter wordende en
sneller evoluerende markt. Meer regelgeving en minimumnormen zijn nodig vooral op sociaal
en ecologisch vlak, niet perse om de wereld te verbeteren maar om onze eigen welvaart en
gezondheid veilig te stellen. Een eengemaakt en sterk Europa kan erin slagen deze in de
Wereldhandelsorganisatie (WHO) op te leggen, via onderhandelingen, niet door
handelsoorlogen, die natiestaten overigens nooit kunnen winnen van mastodonten als China,
Brazilië of India. Opnieuw geven de auteurs een voorbeeld, dat verwijst naar de meest cruciale
pijler in de ontwikkeling van een echte Europese natie.
"Toen Nicolas Sarkozy zei dat Europa bescherming moest bieden, had hij geen ongelijk. Neem
bijvoorbeeld de Chinese, tegen lage kostprijs geproduceerde zonnepanelen die de Europese
industrie en vooral de Duitse nijverheid bedreigen. Het is de taak van Europa, niet van een of
ander land, om de Chinezen een vrije, niet vervalste concurrentie op te leggen. Met andere
woorden om hen te dwingen zowel de sociale normen - waaronder de vrijheid van
vakvereniging - , als de ecologische normen na te leven, want alleen Europa kan het verschil
maken." De auteurs hekelen dus de politiek onwil van de Commissie en de regeringen. In
tegenstelling tot de VS die wel een taks hief op Chinese zonnepanelen, weigeren de
verschillende regeringsleiders dit hier te doen om ideologische redenen, met alle gevolgen van
dien voor onze Europese arbeiders en fabrieken.
Maar het belangrijkste element dat men aanhaalt is wel het feit dat Europa niet louter
defensief hoeft te reageren maar ook offensief kan optreden. Met eigen financiële middelen zou
Europa kunnen investeren in grootschalig onderzoek naar pakweg fotovoltaïsche zonnecellen
zodat ze een leidinggevende positie kan behouden. En dat is precies de motor achter de Indiase
en Chinese opmars. Men investeert in deze landen massaal in onderzoek. Men hervormt zelfs
gehele onderwijssystemen die nu meer praktijkgericht zijn en focussen op experimenteren en
ervaringsgerichte leermethodieken, om kinderen en jongeren sneller in staat te stellen grote
hoeveelheden kennis te bevatten en te komen tot innovatie.
Onze, met schoolboeken en theoretische uiteenzettingen, opgevoede jongeren zullen moeten
concurreren met jonge Chinezen en Indiërs die vanaf hun tiende levensjaar reeds in
laboratoria mogen experimenteren, die vanaf hun 12de reeds met hydraulische en nog veel
hoogstaandere technische apparatuur konden werken. Op dit ogenblik worden sommige
operaties in Europese ziekenhuizen al uitgevoerd door Indiase chirurgen via
satellietverbinding omdat men hier de knowhow niet meer heeft of nooit heeft opgebouwd. Zelfs
de grootste leek op vlak van alles wat met economie, onderwijs en wetenschap te maken heeft,
weet dat dit catastrofale gevolgen heeft voor Europa. Tenzij Europa ingrijpt en resoluut kiest
voor een capabilty approach in haar onderwijssysteem zoals beschreven in Nussbaum's Not for
profit.
Dit is niet de eerste beurscrash die hele continenten in de afgrond stortte. Roosevelt redde met
zijn 'New Deal' de democratie terwijl Europa verzwolgen werd door een catastrofale oorlog.
De huidige besparingen in Spanje en Italië tonen dat een eenzijdig spoor niet voldoende is om
te herstellen van de crisis. Italië dat enorme inspanningen levert kijkt nog steeds aan tegen
rentevoeten van 6 tot 7% waardoor alle inspanningen rechtstreeks verdwijnen in de putten die
door de verhoogde rentevoeten worden veroorzaakt en niet meer door de eigenlijke schuld. Dit
maakt dat de broodnodige maatregelen die de welvaart opnieuw kan doen toenemen, zoals ook
tijdens de 'New Deal' gebeurde, niet mogelijk zijn.
Veel problemen zijn het petje van de individuele lidstaten allang te boven gegroeid. De
voorbeelden waarin Europa macht zou kunnen hebben maar deze niet uitspeelt, zijn talrijk. Zo
is er de strijd tegen belastingparadijzen die door iedere staat afzonderlijk gevoerd wordt.
Defensie waarvan de samengevoegde budgetten de helft van de Amerikaanse uitgaven
bedragen maar op het terrein slechts 10% van de Amerikaanse operaties ondernemen. Eén
Europese inlichtingendienst betekent een enorme financiële besparing en een enorme stijging
aan efficiëntie. De strijd om het behoud van de eigen industrieën in concurrentie met andere
Europese lidstaten of haventaksen op Europese taksen zijn nog enkele voorbeelden waar
nationale belangen primeren op het welzijn van de Unie met vooral voor de natiestaten zelf
negatieve gevolgen.
De auteurs beogen met dit boek meer dan uiting te geven aan hun ergernissen. Ze willen met dit
boek iets creëren dat de politieke en nationale grenzen overschrijdt. Tegen de verkiezingen van
2014 willen ze streven naar een ideologische sprong voorwaarts, naar een rechtstreeks
federaal Europa. Op dit ogenblik is de snelheid waarmee de Europese Unie kan reageren op
omwentelingen te veel afhankelijk van de verschillende nationale verkiezingen en de
goedkeuring van alle individuele staten, waardoor een snel, daadkrachtig optreden nagenoeg
onmogelijk wordt gemaakt. Natiestaten moeten beseffen hoeveel belang ze hebben bij de euro
en de Unie, vooral landen als Duitsland die hun welvaart te danken hebben aan de euro.
Maar Europa moet vooral een Europa van de Europese burger worden. De auteurs promoten
een ander identiteitsbesef, dat het enge nationalistische idee van verwantschap aan nationale
of geografische entiteit overschrijdt. Ze verwijzen naar het concept van Habermas een
'grondwettelijk patriottisme' waarbij men zich eerder identificeert met de Europese waarden,
de Rechten van de Mens en Europa als politieke verwezenlijking. Bovendien menen de auteurs
dat het de taak is van politici visionair te zijn, projecten voor te staan en het publiek te
overtuigen met redelijke argumenten in plaats van zich af te stemmen op het buikgevoel van
de doorsnee burger. Waarbij het algemeen belang van de bevolking ondermijnd wordt en
bovendien de intelligentie van de samenleving danig wordt onderschat.
"Er moet een nieuw type dialoog ontstaan tussen politici met een visie en burgers die het debat
aangaan. Dat zal het ontstaan van een Europese openbare ruimte mogelijk maken.
Tegenwoordig vraagt men zich alleen af wat Angela Merkel of François Hollande denken …"
Deze twee leiders kunnen bezwaarlijk symbool staan voor de hele Europese bevolking. De
auteurs stellen kort samengevat volgende stappen voor. Na de Europese verkiezingen moet het
Europese parlement zichzelf tot Constituante uitroepen, met goedkeuring van de ministerraad
en de andere wetgevende kamer. Zij moet dan een ontwerp van Europese grondwet uitwerken
dat de beginselen bepaalt van een Federaal Europa. Daaropvolgend moet bij een referendum
in alle landen deze worden goedgekeurd met een dubbele meerderheid (meerderheid van de
staten en van de burgers). De staten die 'nee' hebben gezegd moeten vervolgens, nog altijd bij
referendum beslissen of ze in dit nieuwe federale Europa blijven of eruit weggaan.
De auteurs verwijzen naar het Philadelphia uit 1785 waar de Verenigde Staten besloten over te
gaan van een confederatie naar een federatie. Om de unanimiteitsregel te omzeilen werd
beslist dat de nieuwe grondwet aanvaard zou worden bij meerderheid van 9/13. Dit getal omdat
negen staten bereid waren de unanimiteit op te geven en vier ertegen waren. Deze laatsten
hebben dan de keuze gekregen de regel van 9/13 te aanvaarden of de unie te verlaten.
Uiteindelijk hebben alle dertien staten de grondwet aanvaard, hetzelfde gebeurde in Duitsland
met het Duitse Grundgesetz van 1949, alle Länder behalve Beieren aanvaarden deze maar
Beieren is nog steeds deel van de Duitse Bondsrepubliek en het respecteert de grondwet.
Dat Europa een belangrijke, zoniet de belangrijkste schakel is in het behoud van onze welvaart
en zelfbeschikking in een steeds sneller evoluerende wereld, lijkt duidelijk. Het zal, als het van
beide auteurs afhangt, een rechtstreekse democratische verkiezing zijn waarin over het lot van
Europa zal worden beslist. Een keuze tussen de lilliputter - natiestaat in een wereld van
mastodonten of een nieuwe toekomst voor de bakermat van onze civilisatie, voor Europa.
Recensie door Sara De Mulder
Cohn-Bendit Daniel en Verhofstadt Guy, Voor Europa!, De Bezige Bij, 2012
Redactie.
Na dit te hebben gelezen vind ik Verhofstadt nog enger dan voorheen. Die man is heel groot
gevaar voor een democratische samenleving. Nederland moet maar snel uit de Fascistische
samenleving van Verhofstadt met zijn VERKOZEN- dus niet gekozen- president.
Dag.
februari 2013
De natte dweil van de EU.