WE MOETEN DE VRIJHEID VERDER VEROVEREN
Het liberalisme van de toekomst is gericht op de verdere verovering van de vrijheid teneinde
ethische doelstellingen te kunnen bereiken. Dat betekent dat het liberalisme een meer
duidelijke positie moet kiezen in de afweging van negatieve vrijheid met positieve vrijheid.
Negatieve vrijheid is de afwezigheid van externe dwang of inmenging zodat de mens kan doen
en laten wat hij wil. "Het grote probleem van de negatieve vrijheid is haar morele
onverschilligheid", schrijft de filosofe Alicja Gescinska in haar indrukwekkende boek De
verovering van de vrijheid. Positieve vrijheid is de aanwezigheid van een concreet vermogen
om te doen wat je wenst en behoort te doen. Om dat vermogen te concretiseren is er inmenging
van de overheid nodig waarbij ze ervoor garant staat opdat iedereen toegang heeft tot degelijk
onderwijs, sociale voorzieningen, publieke diensten, enz.
Positieve vrijheid is nodig om een menswaardig en vooral zinvol leven te kunnen leiden. Wat
hebben analfabeten aan de vrijheid om te lezen wat ze willen, als ze niet kunnen lezen? Wat
heb je aan de vrijheid van gedachte als je geen kennis kunt nemen van de feiten? Wat ben je
met de vrijheid van meningsuiting als je omwille van religieuze of culturele tradities geen
kritiek mag uiten? De negatieve vrijheid leidt niet tot ware vrijheid omdat de mogelijkheden
ontbreken om je als mens te ontplooien, om kennis op te doen, of om bewuste keuzes te kunnen
maken. Mensen moeten in staat worden gesteld om hun vermogens, zeg maar hun talenten, te
ontwikkelen en te gebruiken. "Echt vrij is slechts diegene die over het vermogen beschikt om
die keuzes te maken die overeenstemmen met zijn morele wezen, zodat hij in zijn eigen
handelen universele, menselijke waarden verwerkelijkt", aldus Gescinska.
Positieve vrijheid is altijd een belangrijk aspect geweest van het klassieke liberalisme. Adam
Smith, Thomas Paine, John Stuart Mill, Karl Popper en Ralf Dahrendorf beseften heel goed
dat er instituties nodig waren die ervoor zorgen dat instellingen, zowel publieke als private,
hun macht niet misbruiken om bepaalde groepen voordelen te bezorgen ten opzichte van
anderen. Smith keerde zich tegen elke vorm van monopolie, trustvorming, prijsafspraken en
pleitte voor de installatie van een rechtsstaat. Paine verzette zich tegen de slavernij, verwierp
marteling en doodstraf, kwam op voor handelsvrijheid en deed voorstellen voor een
basisinkomen. Mill bepleitte gratis onderwijs voor arme kinderen en was de eerste politicus die
in het Britse parlement een voorstel deed voor stemrecht voor vrouwen. Popper kwam op voor
rechtvaardigheid. "We moeten sociale instellingen bouwen, doorgevoerd door de macht van de
staat, voor de bescherming van de economisch zwakkeren tegenover de economisch sterkeren",
aldus Popper, een stelling die verder werd uitgewerkt door Dahrendorf.
Het liberalisme gaat om twee zaken, met name om de bescherming van het individu tegen
allerhande mogelijke beperkingen die hem van staatswege kunnen worden opgelegd en om de
toebedeling van zoveel mogelijk levenskansen aan zoveel mogelijk individuen. Liberalisme en
staatsinterventie zijn niet elkaars tegengestelde. Integendeel, elke vorm van vrijheid is gewoon
onmogelijk tenzij het gewaarborgd wordt door de staat. Wie kwetsbare mensen niet weerbaar
maakt, wie geen voorwaarden creëert waarin ouders hun kinderen goed kunnen opvoeden, wie
geen kansen biedt om zich te ontplooien, wie geen bescherming biedt, die zorgt voor een duale
samenleving met een kleine groep 'vrijen' en een hele grote groep 'onvrijen'. In dat geval
zouden de vrijen een voorrecht genieten. En voorrechten kunnen nooit de basis zijn van een
morele samenleving. In die zin zijn we inderdaad verplicht om onze vrijheid te veroveren op
diegenen die hun macht misbruiken om anderen in onvrijheid te houden.
In tegenstelling tot de adepten van de absolute vrije markt, erkennen liberalen de rol van de
overheid op tal van domeinen. Zo moet iedereen rechts rijden en stoppen voor een rood licht,
juist om onze vrijheid mogelijk te maken. Zo moet er een systeem van sociale zekerheid
bestaan om onze zieken, senioren, gehandicapten en werklozen die buiten hun wil om in deze
nadelige situatie zijn terechtgekomen recht op zelfbeschikking te geven. Zo moet de overheid
regels opleggen inzake milieu om ook het recht op zelfbeschikking van onze toekomstige
generaties te waarborgen. En zo moet de overheid de banksector reguleren, monopolies
voorkomen en machtsconcentratie en -misbruik bestrijden. In die zin is de vrijheid altijd 'een
begrensde vrijheid'. Dat spoort met de uitspraak van Henri Lacordaire: "Entre le fort et le
faible, entre le riche et le pauvre, entre le maître et le serviteur, c'est la liberté qui opprime et
la loi qui affranchit." Dat is een grote waarheid. Het blinde vertrouwen in de absolute vrijheid
leidt er meestal toe dat de vrijheid van de sterkeren in het nadeel van de zwakkeren uitvalt. Die
'vrijheid' leidt tot verdrukking en alleen het inperken ervan door wetten, kan de ware vrijheid
voor veel meer mensen, zoals kansarmen, behoeftigen en zieken, garanderen.
Toch moeten we oppassen voor een teveel aan positieve vrijheid, of beter gezegd, een teveel
aan regels die misschien goed bedoeld zijn, maar uiteindelijk de vrijheid van de mens toch
ondermijnen. In het verleden hebben al teveel mensen de overheid ingeschakeld om de mens te
dienen, maar daardoor hun vrijheden aangetast. "De poging om de hemel op aarde te
verwezenlijken, brengt steeds de hel voort," aldus Popper. In die zin is het beter te streven naar
een menselijk liberalisme. Dat staat voor een correcte verhouding tussen vrijheid en
rechtvaardigheid, zeg maar 'Freedom as Fairness'. Het liberalisme is er niet alleen op gericht
de sterkere sterker te maken, maar ook om de zwakkere de mogelijkheid te bieden op een vrijer
en beter bestaan. Het ethische principe van de rechtvaardige vrijheid staat centraal in het
liberalisme van de toekomst. De morele grondslag voor het rechtvaardigheidsprincipe werd
uitgewerkt door John Rawls met zijn gedachte-experiment rond de sluier van onwetendheid.
Hiermee stelt hij elkeen de vraag zich in te denken hoe hij of zij de sociale samenwerking en
verdeling van de middelen ziet als hij in een soort oorspronkelijke toestand zat waarbij hij of
zij niet weet of hij arm of rijk, blank of zwart, man of vrouw, gezond of ziek, jong of oud, sterk
of zwak, zou zijn. Daardoor wordt impliciet rekening gehouden met iets wat iedereen weet,
maar velen toch negeren: dat de omgeving en de talenten die je krijgt bij de geboorte geen
enkele individuele verdienste zijn: dat is puur toeval.
Vanuit die gedachtegang zal de mens steeds rekening houden met de mogelijke situatie waarop
hij beroep zal moeten doen op de steun van anderen. Het gezamenlijk resultaat zal een
rechtvaardigheid zijn zoals we die oorspronkelijk willen. Het betekent dat een 'willen' en
alleen dát 'willen' de oorsprong is van rechtvaardigheid, én dat het fundamenteel is en geen
vorm van willekeur of toeval. Het zorgt ervoor dat redelijke beperkingen door een rationele
vrije wil tot stand komen. Deze ideeën vormen als het ware de morele basis voor de uitbouw
van een efficiënt en omvangrijk systeem van sociale zekerheid zowel binnen landen zelf als van
hulp ten aanzien van achtergestelde landen. Individuen kunnen pas waarachtig van hun
vrijheidsrechten gebruik maken indien daartoe minimale voorzieningen bestaan. Anders
gezegd: vrijheid is een leeg begrip als men niet over de middelen en structuren beschikt om die
vrijheid ook te kunnen effectueren. De toekomst van het liberalisme ligt dan ook in haar
vermogen om individuele vrijheid te koppelen aan solidariteit met de anderen.
Dirk Verhofstad.
Bron: Liberales .be
februari 2013