Hoge en snel oplopende werkloosheid onder migranten
Somber beeld arbeidsmarktpositie migrantengroepen.
Den Haag, 11 maart 2014
-
De werkloosheid is ruim drie keer zo hoog onder niet-westerse migranten (16%) dan onder autochtonen (5%).

- 28% van de niet-westerse jongeren (15-24 jaar) is werkloos tegen 10% van de autochtone jongeren. Hun werkloosheid is sinds 2008 snel toegenomen.

- Van de niet-westerse migranten is anderhalf jaar na afronding van het mbo 19% werkloos tegenover 5% van de autochtone Nederlanders.

-
Van de niet-westerse migranten heeft 12% een bijstandsuitkering tegen 2% van de autochtone Nederlanders. Migranten uit de vluchtelingengroepen hebben vaak een bijstandsuitkering. Bij de Somalische groep geldt dit voor de helft.

- Van de niet-westerse kinderen leeft één op de vier in een armoedehuishouden. Bij autochtone kinderen is dit één op de 16.

- Ook met gelijke kwalificaties zijn migranten vaker werkloos dan autochtonen.

Dit zijn enkele conclusies uit het Jaarrapport integratie 2013. Het rapport, onder redactie van dr. Willem Huijnk, dr. Mérove Gijsberts en dr. Jaco Dagevos, is opgesteld door het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), met bijdragen van het CBS en het ROA. In het rapport wordt een beeld gegeven van de arbeidsmarkt- en inkomenspositie van migrantengroepen. De aandacht gaat uit naar personen van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse komaf, migranten uit de grote vluchtelingengroepen (Afghaans, Iraaks, Iraans en Somalisch) en Poolse Nederlanders. Het Jaarrapport integratie is geschreven op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid/Directie Integratie & Samenleving en wordt op 11 maart aangeboden aan minister Lodewijk Asscher.
Crisis treft migranten(jongeren) hard
Migranten, en met name migrantenjongeren, worden zwaar getroffen door de economische crisis (zie figuur 1). De werkloosheid is na 2008 snel opgelopen en ligt bij hen drie keer zo hoog als bij autochtone Nederlanders, respectievelijk 16% tegen 5% (cijfers 2012). Hierdoor is het absolute verschil in werkloosheid toegenomen. Dit geldt in het bijzonder voor de jeugdwerkloosheid (15-24 jaar).
Onder jongeren uit niet-westerse groepen bedraagt de werkloosheid 28%. Bij Marokkaanse jongeren is dit zelfs 37%.
Niet-westerse schoolverlaters hebben het moeilijk op de arbeidsmarkt
Van de niet-westerse migranten is anderhalf jaar na afronding van het mbo 19% werkloos; tegenover 5% van de autochtone Nederlanders. Anderhalf jaar na afstuderen is onder de hbo-afgestudeerden 15% van de niet-westerse groep werkloos, tegen 6% van de autochtonen. Voortijdig schoolverlaters (d.w.z. geen startkwalificatie) hebben geringe kansen op werk. Vooral voortijdig schoolverlaters van Marokkaanse origine zijn zeer vaak werkloos (59%).
Veel tijdelijke banen
Jongeren zijn extra kwetsbaar vanwege het hoge aandeel met een flexibele arbeidsrelatie. Ruim twee derde (68%) van de werkende niet-westerse jongeren heeft een flexibele baan. Bij autochtone jongeren is dit ongeveer de helft. Het aandeel tijdelijke contracten is de laatste jaren zowel bij recent afgestudeerde autochtone als niet-westerse gediplomeerden in het hoger onderwijs sterk toegenomen.
Beroepsniveau gestegen, meer migrantenvrouwen met een betaalde baan
Het beroepsniveau is sinds begin deze eeuw toegenomen. Het aandeel migranten dat werkzaam is op een hoog beroepsniveau is tussen 2001 en 2012 gestegen van 19% naar 24%.
Sinds 2001 is het aandeel migrantenvrouwen met een betaalde baan toegenomen. De crisis heeft deze toename de laatste jaren echter tot staan gebracht.
Geboorte eerste kind vooral bij Turkse en Marokkaanse vrouwen reden om te stoppen met werken
Na de geboorte van het eerste kind stopt circa één op de vier Turks- en Marokkaans-Nederlandse vrouwen met werken. Bij autochtone, Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders betreft dit ongeveer één op de tien. Autochtone vrouwen gaan na de geboorte van het eerste kind vaker in deeltijd werken, terwijl vrouwen van niet-westerse herkomst juist vaker meer uren gaan werken.
Herintreden komt veel voor; meest onder Surinaams-Nederlandse vrouwen
Herintreden komt het meest voor onder Surinaams-Nederlandse vrouwen: bijna de helft is enkele jaren na het krijgen van het eerste kind inmiddels weer aan het werk. Onder vrouwen van Turkse en Marokkaanse ligt het aandeel herintreedsters rond de 30%. Van de autochtone vrouwen is bijna 40% heringetreden.
Vrouwen met een migrantenachtergrond die herintreden maken een inhaalslag op autochtone vrouwen: ze gaan vaker meer verdienen na herintreden dan voor ze hun kind kregen.
Grote verschillen in inkomen en bijstandsuitkeringen
12% van de niet-westerse migranten is afhankelijk van een bijstandsuitkering (autochtonen: 2%). Bij de vluchtelingengroepen ligt dit aandeel nog een stuk hoger. Ook blijft de inkomenspositie van niet-westerse migranten (gemiddeld huishoudensinkomen 18.000 euro) ver achter bij die van autochtone Nederlanders (25.000 euro). De armoede onder migranten is groot. Van de volwassen niet-westerse migranten leeft één op de zeven in een armoedehuishouden, bij de niet-westerse kinderen is dit maar liefst één op de vier.
Migranten: geen gelijke posities bij gelijke kwalificaties
Bij gelijke kwalificaties zijn migranten vaker werkloos dan autochtonen. Dit rapport laat zien dat algemene factoren, zoals opleidingsniveau en werkervaring maar voor een deel de geconstateerde achterstand ten opzichte van autochtonen kunnen verklaren. Uitsluitend algemeen (achterstands)beleid neemt de kloof dus niet weg.
De achterstand wordt groter wanneer het economisch tij tegenzit: de werkloosheid neemt dan harder toe bij migranten die over dezelfde kwalificaties beschikken als autochtone Nederlanders. Dit wijst er op dat werkgevers bij een groter aanbod van werknemers selectiever kunnen zijn en er dus meer ruimte is voor de invloed van (onbewuste) vooroordelen en/of statische discriminatie.
Situatie bij Marokkaanse groep en de vluchtelingengroepen meest ongunstig
Van de vier grote niet-westerse groepen laat de Marokkaans-Nederlandse groep het ongunstigste beeld zien. In vergelijking met de Turks-Nederlandse groep hebben zij minder vaak betaald werk, een hogere werkloosheid en zijn sterker afhankelijk van bijstandsuitkeringen. De aansluiting tussen school en werk verloopt moeizaam. Zo is de werkloosheid bij recent afgestudeerde Marokkaanse Nederlanders op alle onderwijsniveaus het hoogst. Van de niet-westerse groepen is de arbeidsmarkt- en inkomenspositie bij de Surinaams-Nederlandse groep het gunstigst.
De positie van de migranten uit de vluchtelingengroepen is ongunstig. Met name de economische positie van de Somaliers is zeer zwak; slechts een kwart heeft werk, ruim een derde is werkloos en de helft heeft een bijstandsuitkering. Van de vluchtelingengroepen laten de Iraanse Nederlanders het gunstigste beeld zien. De Poolse groep heeft verhoudingsgewijs vaak betaald werk, maar op een gemiddeld laag niveau.

SCP-publicatie 2014-2, Jaarrapport integratie 2013. Participatie van migranten op de arbeidsmarkt. Willem Huijnk, Mérove Gijsberts en Jaco Dagevos (red.), Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau, februari 2014, ISBN 978 90 377 0697 0, prijs € 31,00. De publicatie is verkrijgbaar bij de (internet)boekhandel of te raadplegen of te bestellen via de website: www.scp.nl.
Voor meer informatie over de inhoud van deze publicatie: Willem Huijnk, tel: 070-340 5539, e-mail: w.huijnk@scp.nl, Mérove Gijsberts, tel: 070-340 7801, e-mail m.gijsberts@scp.nl of Jaco Dagevos, tel: 070-340 7732, e-mail j.dagevos@scp.nl.
Voor algemene vragen: Irma Schenk (voorlichter), tel: 070-340 5605/7000,
e-mail: i.schenk@scp.nl.

april 2014